Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gevecht

betekenis & definitie

Gevecht - De strijd tusschen afdeelingen van twee oorlogvoerende partijen draagt den naam van slag of gevecht, al naar den invloed, dien de ontmoeting op den loop der volgende gebeurtenissen uitoefent, van de sterkte der slaags rakende afdeelingen en van den omvang van het terrein van den strijd. De uitkomst van den slag heeft veelal een strategische beteekenis, de invloed van het gevecht is meer van localen aard en wijzigt slechts den tactischen toestand van beide partijen. Een gevecht wordt aanvallend of verdedigend gevoerd. Aard van g. kan verschillend zijn n.l. a. beslissend gevecht = strijd doorzetten tot gevechtskracht van een der beide partijen geheel gebroken is; onbeslist g. = als beide partijen den strijd staken (b.v. als het terrein groote moeilijkheden aan den aanval in den weg legt, zooals in polderland); b. ontmoetingsgevecht; ontstaat, als twee in beweging zijnde vijandelijke strijdmachten op elkaar stooten; vooraf beraamd gevecht; ontstaat uit aanval van een partij op den in stelling staanden tegenstander.

Voorts onderscheidt men nachtgevecht, = strijd gedurende duisternis; voorhoede g. = strijd der voorhoede; achterhoede g. = strijd der achterhoede; demonstratief g. = om aandacht van andere punten af te leiden (wordt niet tot beslissing doorgevoerd); vasthoudend g. = vijand gedurende bepaalden tijd op bepaalde plaats binden; dekkingsgevecht = vijand gedurende bepaalden tijd beletten het in bezit nemen van een zeker punt of het verhinderen der uitvoering eener door ons voorgenomen handeling. In elk der laatste drie gevallen wordt gevecht gevoerd om tijdwinst. Kenmerkend verschil tusschen demonstratief gevecht eenerzijds en vasthoudend (resp. dekkingsgevecht) anderzijds, bestaat hierin dat bij het eerste een schijngevecht wordt geleverd, zoodat men den vijand tracht te misleiden, d. w. z. hem te doen gelooven, dat ernstig gevecht wordt beoogd, terwijl bij laatste beide gevallen gevecht desgevorderd tot het uiterste wordt volgehouden. G. wordt geleid door middel van mondelinge- en schriftelijke gevechtsbevelen, waarin op korte en duidelijke wijze en scherp omlijnd door algemeenen bevelhebber aan onderbevelhebbers zijn oogmerken, voortvloeiende uit zijn gevechtsplan, aangegeven worden en onderlinge samenwerking verzekerd wordt. Zoowel aanvallend als verdedigend, tot de beslissing doorgezet gevecht bestaat uit min of meer duidelijk te onderscheiden tijdperken, waarin de strijd telkens van karakter verandert n.l. de inleiding, doorvoering, beslissing, terugtocht of vervolging. Elk wapen voert den strijd in het gevecht in voor dat wapen tactisch geëigende gevechtsvormen. Zoo vecht de infanterie op verschillende liniën achter elkaar (gevechtsliniën), waarbij de voorste den vuurstrijd te te voeren heeft en de daarachter volgende dienen voor aanvulling van verliezen en opvoering der gevechtskracht, waardoor de aanvaller en de verdediger hun doel (resp. verdrijving van den verdediger en afslaan van den aanvaller) trachten te bereiken, en welke zich uit in de wijze, waarop de vuurstrijd gevoerd (aanvaller moet zijn voorwaartsche beweging zoo geregeld mogelijk kunnen vervolgen; verdediger moet die beweging reeds op betrekkelijk groote afstanden trachten tot staan te brengen) en ten slotte de stormaanval verricht (aanvaller) of afgeslagen (verdediger) wordt. De cavalerie voert in de eerste plaats het gevecht met het paard en den sabel.

Zij strijdt in gevechtsgroepen, elk op zichzelve in verschillende liniën opgesteld. Deze zijn meer of minder dicht, al naar de tegenpartij grooter of kleineren weerstand kan bieden aan den schok, door snelheid en massa van paard teweeggebracht. Daarom is tegenover cavalerie doorgaans dichte aaneensluiting gewenscht; tegen infanterie, artillerie en gedemoraliseerde troepen kan de dichtheid minder zijn. Formeering gevechtsgroepen geschiedt met de bedoeling, den vijand gelijktijdig of opvolgend concentrisch aan te vallen en hem tot verdeeling van krachten te noodzaken. Niet alle opdrachten kan de cavalerie te paard uitvoeren; vaak is het noodig af te stijgen en zich in het gevecht als infanterie te gedragen. De artillerie voert het gevecht uitsluitend met vuur. De vuurmonden zijn doorgaans op één linie opgesteld; slechts, wanneer uitbreiding door gebrek aan ruimte niet mogelijk is, strijdt de artillerie ook op meerdere liniën achter elkaar. Beschouwt men het gevecht van verschillende, tot een strijddeel samengevoegde wapens, dan onderscheidt men ook hier, omdat de infanterie het hoofdaandeel in den strijd heeft, eveneens verschillende liniën, ook wel gevechtsêchelons genoemd.

Toch moet men zich een strijdende troepenmacht niet denken als een samenstel van onafgebroken liniën achter elkaar. Integendeel veelal zal het voorkomen, dat verschillende betrekkelijk afzonderlijke kleinere en grootere gevechtsgroepen zijn aan te wijzen, die, hoewel ieder een andere tactische opdracht te vervullen hebbende, alle ter bereiking van een gemeenschappelijk doel, het gevechtsdoel, samenwerken. Door de opstelling op verschillende liniën ontstaat gevechtsdiepte, die bij den aanval grooter is dan bij de verdediging, omdat de aanvaller betrekkelijk meer verliezen lijdt dan de verdediger, ter aanvulling daarvan dus krachten moet achterhouden, terwijl die meerdere gevechtsdiepte voor den aanvaller tevens noodzakelijk is ter beperking zijner verliezen, omdat daardoor ruimer gelegenheid gevonden wordt om dekking tegen vuur en zicht in het terrein aan te treffen, iets wat voor den verdediger van minder belang is, omdat hij doorgaans de keuze van het gevechtsterrein heeft en tijd gehad heeft dit met technische middelen, ook voor dekking zijner troepen, te volmaken. Gedurende het gevecht moeten de strijdende troepen tijdig maatregelen kunnen nemen tegen aanvallen op hun zwakste plaats, n.l. rug en flanken. Niet alleen, dat daartoe de zich op die zijden bevindende afdeelingen formaties aannemen, die zich leenen om in korten tijd groote vuurkracht in de bedreigde richting te kunnen ontwikkelen, ook worden patrouilles uitgezonden — gevechtspatrouilles — wier taak het is, tijdig voor dreigend gevaar te waarschuwen. Is de vuurstrijd nog niet begonnen, het terrein bedekt en verrassing niet uitgesloten, dan kunnen die patrouilles ook voor het front uitgezonden worden. De onderlinge groepeering der eenheden in breedte en diepte en hunne formatie in gesloten, geopende, of verspreide orde, al naarmate zulks gevorderd wordt door gevechtstaak, vijands wapenwerking, tijdperk van den dag, terrein en omstandigheid, of het gevecht zelfstandig, dan wel in vereeniging met andere afdeelingen gevoerd wordt, heet gevechtsorde.

Deze moet zoodanig bepaald worden, dat naast spaarzaamheid in krachtsverbruik, welke door eene opstelling in de diepte begunstigd wordt, de gevechtskracht z.n. tot hare volle ontwikkeling kan worden gebracht, waartoe een opstelling in de breedte noodzakelijk is. Wordt de strijd bij het invallen van de duisternis gestaakt, dan worden op korten afstand voor de voorste linie veiligheidsafdeelingen uitgeschoven — gevechtsvoorposten. Niet alle voorwerpen, die men voor het voeren van het gevecht noodig heeft, kan de man medevoeren. Daarom is het noodig, dat een aantal voertuigen en pakdieren de strijdende afdeeling in betrekkelijk onmiddellijke nabijheid, dus op het gevechtsterrein, volgen. Deze vormen den gevechtstrein. Na afloop van het gevecht dienen verschillende daartoe aangewezen commandanten een beknopt overzicht in van den gang van het gevecht, hunne afdeeling betreffende, de door hen ontvangen en uitgevaardigde bevelen enz., een en ander samengevat in het gevechtsbericht.