Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Infanterie

betekenis & definitie

Infanterie - voetvolk, hoofdwapen van elke weermacht. De naam komt reeds in 16e eeuw voor, doch de oorsprong is niet met zekerheid aan te geven. Aanvankelijk met pieken en bogen uitgerust, onderging haar strijdwijze in den loop der eeuwen min of meer belangrijke veranderingen. De voornaamste hiervan vond haar oorzaak in de uitvinding van het buskruit, waardoor een nieuw element in de tactiek der infie. trad, n.l. de verbinding tusschen vuur en beweging, de wisselwerking van twee handelingen, die nu moesten voorafgaan aan het oude handgemeen, dat nog steeds hetzelfde karakter draagt als vele eeuwen terug en zich tot op den huidigen dag heeft weten te handhaven. Vroeger onderscheidde men lichte- en . zware infanterie, waarvan de eerste meer voor de verspreide vechtwijze, de laatste daarentegen hoofdzakelijk voor den aanval in gesloten orde en voor den strijd met het blanke wapen gebezigd werd.

Deze onderscheiding heeft thans geen recht van bestaan meer, daar de geheele infanterie, op enkele uitzonderingen na, aan dezelfde algemeene eischen moet voldoen. De namen „fuseliers”, „musketiers”, „grenadiers” en „voltigeurs”, ten deele nog voor troependeèlen in gebruik, zijn meer te beschouwen als huldiging der traditie dan als aanduiding van een afwijkende bestemming. Enkele dier namen zijn in den Grooten Europeeschen oorlog echter weer in gebruik gekomen. Zoo is de „grenadier” een infanterist, die in de eerste plaats aangewezen is tot werpen van handgranaten, „fuselier” de met den geweermitrailleur uitgerusten, terwijl „voltigeur” de algemeene naam is. Bijzondere soorten infanterie zijn evenwel de „alpentroepen”, die in sommige rijken opleiding ontvangen in den bergoorlog, voornamelijk in het grensgebied; „jagers”, „tirailleurs” en „scherpschutters”, bestemd tot uitvoering van opdrachten, waarbij vlugge verplaatsbaarheid en beweeglijkheid vereischten zijn; „bereden infanterie”, ruiterij, die een overgang vormt tusschen infanterie en cavalerie, het paard evenwel slechts benut als middel tot vlugge verplaatsing en niet als strijdmiddel. De afgezeten bereden infanterist is infanterist en moet dus met een goed schietwapen uitgerust zijn. Wielrijders zijn ook als „bereden infanterie” te beschouwen.