Loopgravenoorlog - is de strijd, welke gevoerd wordt, wanneer een of beide partijen zich den krachtigen steun van het terrein heeft verzekerd door het inrichten van loopgravenstellingen. Deze loopgravenoorlog vormde een belangrijk onderdeel van den grooten Volkerenoorlog. Na den Aisne-slag deden in de maanden September en October 1914 Duitschers en Franschen pogingen, om in Noord-Frankrijk elkanders vleugel te omvatten. Deze worsteling om de flank gaf aanleiding tot een voortdurende uitrekking van de beide vijandelijke fronten in Noordelijke richting, tot een wedloop naar de zee, waarbij steeds nieuwe formaties in den strijd werden geworpen en met verbitterde kracht naar de vleugels werden gedreven, om in ongekend bloedigen strijd elkander den vleugel af te vangen.
Totdat tenslotte de zee zelf, aan dezen strijd meewerkend door zich door de sluizen van Nieuwpoort op de flank der Duitschers te werpen, dezen gewelddadigen wedloop stuitte. Pogingen over het geheele front, om de vijandelijke linie te doorbreken en den bewegingsoorlog te handhaven, mislukten; geleidelijk verstijfde zich het front. De eenvoudige molshoopen, waarachter de man bij de naderende beweging naar de tegenpartij dekking had gezocht, werden uitgebreid tot eenvoudige loopgraven, die langzamerhand werden verbeterd tot stellingen, waarvan het weerstandsvermogen voortdurend werd vergroot. De aanval op deze stellingen omvatte als eerste periode de nadering door sappeeren, het openen van naderingsloopgraven, die bij nacht of donker weder vereenigd werden tot een nieuwe loopgraaf, evenwijdig aan de stelling van de tegenpartij. Was dit voorwaarts gaan met sappen, in verband met de kracht van het vijandelijk vuur, niet meer mogelijk, dan werd de stormaanval voorbereid. Steeds waren deze stormaanvallen krachtige, plaatselijke aanvalsstooten, aangezien de industriëele capaciteiten van de oorlogvoerenden niet toelieten, dat een groot gedeelte van het vijandelijk front over de geheele lengte geforceerd werd. De voorbereiding van dergelijke, plaatselijke aanvalsstooten vertoonde in den laatsten oorlog een steeds wisselend karakter. De geweldige massa’s mannen, wapens, levensmiddelen, financiëele en technische hulpbronnen, en vooral de snelle vorderingen der techniek, maakten een voortdurende, periodieke wijziging in de methode van oorlogvoeren noodzakelijk.
Na den strijd aan de Sambre werd de stormaanval voorafgegaan door een systematischen mijnoorlog, bloedig, wreed en met de uiterste volharding doorgevoerd. Met niet te beschrijven moeiten en opofferingen werden zware mijnladingen onder de vijandelijke loopgraven gebracht en van de verwarring ten gevolge van de ontploffing werd vervolgens gebruik gemaakt om den stormaanval uit te voeren. Bij de groote Engelsche aanvallen in Vlaanderen in April 1917 werden dikwijls ladingen tot 5000 K.G. brisante springstof op een diepte van 10—25 M. onder de vijandelijke loopgraven gebracht. De lange duur van den mijnaanval deed naar middelen zoeken, om de vijandelijke loopgraven sneller stormrijp te maken en in April 1915 werden daartoe voor het eerst gebezigd giftgassen en brandende vloeistoffen. Ook deze hadden geen afdoend resultaat en in April 1917 werd de Fransche aanval bij Atrecht en tusschen Soissons en Rheims voorafgegaan door een inleidende beschieting van zware artillerie en mijnwerpers. Later bleef deze beschieting wel achterwege en trad meer het element verrassing op den voorgrond. Terwijl de artillerie daarna door afsluitingsvuur het oprukken van reserves van de tegenpartij trachtte te beletten, werd de stormaanval uitgevoerd, na een zorgvuldige verkenning van het gekozen aanvalspunt, o. a. uit luchtvaartuigen. De stormaanval werd gesteund door tanks, welke de vijandelijke hindernissen vernietigden en met hun vuur den weg openden voor de stormtroepen.
Het sterk elastisch, heen en weder gaand karakter van den stormaanval, waarbij de reserves voortdurend naar de juiste plaatsen werden gedreven, stelde aan de stormtroepen zeer hooge eischen van moreel, discipline en lichamelijke ontwikkeling. Gebruik makend van elke terreindekking, werd in het terrein kruipend en plat langs den grond voorwaarts gegaan. Op den rug liggend werden de ijzerdraadversperringen met draadscharen doorgesneden, een salvo handgranaten afgegeven, de stormloop verricht en de eerste loopgraaf opgerold. Gooiend met handgranaten en met het mes tusschen de tanden, werd van travers tot travers voortgegaan; om de hoeken der traversen werd met het mes gewerkt. Tevens werden daarbij de naderingsloopgraven afgesloten met behulp van zandzakken. Over deze dekking werd met handgranaten geworpen, en zoodra dit mogelijk werd, de dekking in de loopgraaf verder naar voren verplaatst.