lood
(1891) (Barg.) geld. Ook in samenstellingen zoals: loodpot, loodgebrek. Vgl. het Engelse slangwoord 'tin' dat eveneens voor geld wordt gebruikt. • ''t schijnt dat jij je lood niet op kan.'(Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Ik bestelde toen van die menu een diner... complet, die bedraagt f 3.75. Ja natuurlijk, ’k had ommer...