Koelmachine - werktuig voor het voortbrengen van koude. Naar de middelen, waarover de koeltechniek hiertoe beschikt, onderscheiden in :
a. luchtexpansiemachines, b. vacuummachines, c. absorptiemachines en d. compressiemachines, welke laatste naar de daarin tot verdamping gebrachte vloeistof nog verdeeld kunnen worden in:
1) ammoniakmachines, 2) zwaveligzuurmachines, 3) koolzuurmachines.
— a. koude wordt verkregen door adiabatische uitzetting van een gas (lucht), ’t welk daartoe tevoren onder afvoer van warmte in een cilinder was samengeperst (verouderd systeem ; b.v. Bell-Coleman).
— b. koude wordt verkregen door de verdamping van een vloeistof (water) te bevorderen met behulp van een boven die vloeistof voortgebracht vacuum en snellen afvoer van den gevormden waterdamp. (Verouderde handijsmachines van Edmond Carré, later verdrongen door nieuwe vacuum-machine van Maurice Leblanc).
— c. koude wordt verkregen door koken van een als medium dienende vloeistof met laag kookpunt, afvoer van den damp door absorbeeren. (Handijsmachine van Philippe Edouard Carré met intermitteerende werking: ammoniak wordt achtereenvolgens verdampt, in water geabsorbeerd, daaruit verdreven en weer verdicht. De verdampende ammoniak bevindt zich in een vat, dat door water omgeven is; tijdens de verdamping van de ammoniak bevriest dit water).
— d. 1, 2 en 3, koude verkregen door koken van ammoniak, zwaveligzuur of koolzuur. De gevormde damp wordt weggepompt, samengedrukt en afgekoeld, waardoor hij zich weder tot vloeistof verdicht. (Zie fig.). V is met af te koelen pekeloplossing gevuld verdampervat, waarin de verdamperspiraal is geplaatst. Cp is dubbel werkende compressor. C is condensorspiraal, die door koelwater omgeven is. Rv is regelventiel.