Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Afvoer

betekenis & definitie

Afvoer - ook vermogen of capaciteit, van stroomend water is de hoeveelheid water, welke in een zeker tijdsverloop wordt afgevoerd. Gewoonlijk wordt de a. per seconde berekend. De meting daarvan geschiedt door het bepalen van het doorstroomingsprofiel en het meten van de snelheden van het water.

Het product van den inhoud van het doorstroomingsprofiel en de gemiddelde stroomsnelheid geeft den a. aan. Het doorstroomingsprofiel eener rivier bepaalt men door het meten der breedte op den waterspiegel en het op bepaalde punten peilen der diepte. De snelheid van het water meet men door middel van drijvende voorwerpen, drijvers genaamd, waarvan men nagaat in welken tijd ze een afgemeten afstand (drijfvak) afdrijven, of met instrumenten, welke in het dwarsprofiel worden opgesteld en door middel van een telinrichting op een as, die onder, water door wiekjes of een schroef naar gelang van de stroomsterkte vlugger of langzamer ronddraait, de snelheid van het water in verschillende punten van het dwarsprofiel opnemen.

Bij de drijvers onderscheidt men de oppervlakte-drijvers, meestal houten bollen en daarom ook wel boldrijvers genoemd, en staafdrijvers, zijnde houten stokken, welke, door verzwaring van onderen, ongeveer verticaal afdrijven en naar gelang der diepte van het water verschillend van lengte zijn. Oppervlaktedrijvers geven de oppervlakte-snelheid aan, staafdrijvers nagenoeg de gemiddelde in de plaats van drijving. Omdat de snelheid van het water van den oever naar het midden en eveneens van den bodem naar den waterspiegel toeneemt, is het voor een afvoermeting noodig haar op verschillende plaatsen te meten, om daaruit de gemiddelde snelheid te bepalen.

Het nauwkeurigst verkrijgt men de gemiddelde stroomsnelheid door bovenbedoelde instrumenten, z.g. hydrometers of hydrometrische instrumenten, waaronder het molentje van Woltman het meest bekend en het prototype van alle hydrometers is.