Kloet - Of Këloet, vulkaan op Java, bevat drie kraterranden; het hoogste punt, in den meest O.-lijken rand, is 1731 M. hoog; ligt op de grens tusschen Këdiri en Pasoeroean. De thans nog werkzame krater ligt in den meest W.-lijken rand; deze bevat ook het kratermeer, 1196 M. boven zee, met een max. diepte van 118 M. ; de afvloeiing heeft plaats door de Kali Badak, langs een smalle kloof. De berg werpt bij zijn erupties groote hoeveelheden zand, asch, steenen en water uit, al hetgeen als slikstroomen (Jav.: lahar) den berg afzakt en dikwijls groote verwoestingen aanricht; bekende uitbarstingen zijn die van 1811, 1826, 1835,1848,1851,1864,1875,1901 en 1919. De K. is door de Andjasmaraketen met den Ardjoena verbonden.
Op 29 Mei 1919 had een hevige eruptie plaats, waarbij de inhoud van het meer, 36 mill. M.3, met groot geweld omhoog werd gespoten, en neerviel op de Z.-lijke hellingen, waardoor nabij den top alles werd geraseerd ; met de lossere verweeringsproducten vormde het water enorme lahars van heete modder, die als lawinen omlaag rolden, reusachtige steenen en boomen meesleurende ; omstreeks 21 dorpen werden geheel, plm. 17 gedeeltelijk verwoest; het aantal slachtoffers bedroeg ongeveer 6000, w.o. een aantal Europ. De schade wordt op meer dan 3 mill. gld. begroot; ook de stad Blitar is voor een groot deel verwoest. Terwijl men reeds in 1906 een ontlastingskoker had aangebracht ter reguleering van den waterstand in het Kloetmeer, zijn in 1919 de voorbereidende werkzaamheden begonnen voor het aanbrengen van een tunnel tot aftapping en drooglegging van het Kloetmeer ; men schat den duur van het werk op ^ 3 jaar
