Kleinmeister - Een niet te vertalen benaming voor een groep van graphische kunstenaars uit het begin van de 16e eeuw. Hetgeen hen tot een groep bijeenbrengt is, dat ze allen als prentkunstenaars in klein formaat gewerkt hebben (^vandaar de naam), wat niet uitsluit, dat onder hen ook schilders, architecten en kunstnijveren worden gevonden. Omstreeks 1500 wordt de beteekenis van de houtsnede en de prent veel grooter nu zij behalve voor practische doeleinden (bidprentjes of speelkaarten), ook als zelfstandige kunstwerken in zwang komen. Tot deze omwenteling heeft Albrecht Dürer het meeste bijgedragen.
Als laatste Gothische kunstenaar, die reeds met zijn gedachten geheel in de Renaissance staat, vormt hij het middelpunt van deze voorlichtende beweging op graphisch gebied. Wat Dürer in nieuwe banen leidde, is door de „Kleinmeister” uitgewerkt. Zij bepalen zich niet alleen tot Duitschland, al vindt men in Z.-Duitschland de beste meesters dezer groep: Bartel Beham, Sebald Beham, Peter Floetner, Georg Pencsz, H. Aldegrever, A. Altdorfer, Aug. Hirschvogel, Lautensack, Virgil Solis, enz. In Holland zou men Lucas van Leyden, Jan Swart van Groningen en dergelijke prentkunstenaars uit dien tijd ertoe kunnen rekenen. Litt.: H. W. Singer, „Die Kleinmeister” in Knackfusz Künstlermonographien, 1908; E. Waldmann, Die Nürnberger Kleinmeister (Meister der Graphik V), Leipzig 1910. — Reprodukties in den „Hausschatz deutscher Kunst der Vergangenheit”.