Wat is de betekenis van Onzedelijk?

2024-03-29
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

onzedelijk

onzedelijk verwijst naar gedrag of handelingen die als immoreel, onfatsoenlijk, of in strijd met de sociale normen worden beschouwd. Het verwijst naar gedrag dat als ongepast of schokkend wordt beschouwd op basis van de heersende ethische of morele normen in een samenleving.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onzedelijk

adj. & adv., ûnseedlik, -sedich.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onzedelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. in strijd (zijnde) met de goede zeden, immoreel: handelen uit een onzedelijk beginsel; voordeel trekken uit de armoede van anderen is hoogst onzedelijk; — (van pers.) zich gedragende in strijd met de goede zeden; 2. de zedelijke beginselen schendende ; (in verengde bet.) onwelvoeglijk, onkuis: een onzedelijk boek; in z...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onzedelijk

bn. (niet volgens zedelijke beginselen): een onzedelijk boek, onzedelijke vertoningen, strijdig met de goede zeden; een onzedelijke plaat.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onzedelijk

(on'ze:dələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. zich gedragend op een wiize die met de goede zeden strijdt: een persoon. 2. strijdig met de goede zeden : -e prenten,vertoningen; zich gedragen.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onzedelijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. in strijd (zijnde) met de goede zeden, immoreel: handelen uit een beginsel; 2. onwelvoeglijk, niet netjes: een onzedelijk voorstel.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onzedelijk

bn. bw. (-er, -st), zich gedragende op eene wijze die met de zedelijke beginselen in strijd is: eene weldaad bewijzen aan een onzedelijk persoon; de zedelijke beginselen schendende: een onzedelijk boek; in zichzelve is de kunst nooit onzedelijk. ONZEDELIJKHEID, v.

2024-03-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Onzedelijk

Onzedelijk, bn. en bijw. (-er, -st), strijdig met de goede zeden. *-HEID, v. gmv. *...ZEDIG, bn. en bijw. (-er, -st), -LIJK, bijw. niet zedig. -HEID, v. gmv.