Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kaffers

betekenis & definitie

Kaffers - de naam waaronder men gewoonlijk de Zuidoostelijke groep der Bantoe-negervolken, in de Zuidelijke helft van Afrika, samenvat. Men onderscheidt drie groote onderafdeelingen: de Zoeloe, de Amakosa en de Betsjoeana. Den naarn Kaffer hebben zij van de Portugeezen gekregen, die ten tijde van de ontdekking de inboorlingen door Arabieren aan de Oostkust met den term „Kafir” (ongeloovige) hoorden betitelen en dezen term nu voortaan op alle bewoners der Zuidoostkust toepasten. De Kafferstammen zijn tegenwoordig over een enorm gebied verspreid; men vindt ze van af OostKaapland tot het Victoria Nyansa toe.

Hoofdzakelijk te danken is deze verbreiding aan de veroveringstochten der Zoeloe’s onder hun beroemden vorst Tsjaka (1818—28), die het vroeger onbeteekenende volkje tot een streng gedisciplineerde, geheel op militairen grondslag georganiseerde krijgersnatie wist op te voeden. Bovendien verschafte hij zijn leger een geducht, voordien in deze streken onbekend, strijdmiddel door de taktiek van den aanval in gesloten orde in te voeren, waartegen geen der overige inheemsche stammen bestand bleek te zijn. De mannen mochten eerst op 30 tot 40-jarigen leeftijd trouwen en de vrouwen, die eveneens in het leger waren ingedeeld, kregen amper gelegenheid om haar kinderen op te voeden. Verder werd het leger aangevuld met de jongelingschap van overwonnen stammen, zoodat deze laatsten ten ondergang gedoemd waren en de Zoeloe-natie zelf sterk met vreemde elementen vermengd raakte. De Zuidoostelijke of Amakosa-Kaffers hebben hun Noordoostgrens in Natal; zij zijn in verschillende stammen onderverdeeld, voor een deel bestaande uit een samenraapsel van elementen van verschillende ethnische herkomst, de overblijfsels van door Tsjaka indertijd verstrooide volksstammen.

De Betsjoeana bewoonden vroeger het gansche gebied tusschen het Drakengebergte en de Kalahari, de Oranje-rivier en de Sambesi. Men kan twee groepen onderscheiden: een Oostelijke en een Westelijke. De O. Betsjoeana woonden in den Vrijstaat en Transvaal; tot hen behoorden o. a. de Basoeto, die nog heden ten dage in Basoetoland een zekere mate van onafhankelijkheid bezitten. Tot de W. Betsjoeana behooren o. a. de Batlapi, de Barolong, de Bakwena en de Bamangwato; laatstgenoemden hebben den meest Westelijken stam, de Bakalatari, de woestijn in gedrongen. Zie G. W. Stow, The native races of South Africa (Londen 1906).