Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Judas

betekenis & definitie

Judas - (Hebr.: geprezene, naar zijn geboorteplaats bijgenaamd Iskarioth, d. i. man van Karioth), een der 12 apostelen van Jezus, was belast met het beheer der kas, maakte, gedreven door hebzucht, misbruik van het in hem gestelde vertrouwen ; ten slotte verried hij zijn meester voor 30 zilverlingen aan den Joodschen raad; kort daarop maakte hij, door onrust gekweld, een einde aan zijn leven. Het verhaal van zijn dood verschilt bij Mattheus 27 : 3, Hand. 1:18, en bij Papias. Mattheus 26 :14—47 weet meer van hem dan Mk. 14:10,43.

De litteratuur heeft veel aandacht aan hem geschonken óf als psychologisch object óf om zijn verraad te vergoelijken. Vgl. A. Luther, Jezus und J. in der Dichtung, 1910. Over dezen eenigen apostel uit Judea F. W. Grosheide, 1909 ; J. v. d. Valk, Ons Tijdschrift 18 (1913).

2) zoon, in de Statenvertaling broeder van Jocobus, wordt gehouden voor den apostel Thaddeus of Lebbeus, Matth. 10: 3,13, 55; Luk. 6 : 16).