Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Irene

betekenis & definitie

Irene - 1) De Rom. Pax, godin van den vrede, de dochter van Zeus (Iuppiter) en Themis en een der Horen. Zij werd te Athene vereerd en te Rome heeft Vespasianus haar een prachtigen tempel doen bouwen. — De vredesgodin komt herhaaldelijk voor op antieke munten. Overigens kennen wij, uit kopieën, slechts een groep, die haar met den jongen Plutus (god van den rijkdom) op den arm voorstelt en vervaardigd werd door Kephisodotos, den vader van Praxiteles, en in 375 op de markt te Athene opgesteld bij gelegenheid van de instelling van een staatscultus voor I.

2) Naam eener Oost.-Rom. keizerin. Was tijdens ’t leven van haar man Leo IV de leidster van de partij, die den beeldendienst in de kerk wilde herstellen (zie GRIEKSCH-KATHOL. KERK), waarvoor zij door dezen in 780 wordt verbannen. Na den dood van den keizer voert zij de regeering voor haar onmondigen zoon Constantijn Porphyrogenitos (Sept. 780). Naar buiten was haar bewind niet voorspoedig. Zij was genoodzaakt in 783 met Harun al Rachid een verdrag te sluiten, waarbij zij zich verplichtte tot betaling van een jaarl. schatting.

In de binn. politiek trachtte zij den beeldendienst in de kerk te herstellen, waartoe het concilie van Nicaea, dat door haar in 787 bijeengeroepen was, het besluit nam. De ontevredenheid, die hierdoor ontstond, vond uiting in een opstand, waardoor Irene van de macht beroofd werd en haar zoon Constantijn IV Porphyrogenitos tot keizer werd uitgeroepen (790). Door dezen weer tot deelname aan het bestuur geroepen, geraakte zij spoedig daarop met haar zoon in strijd, ’t Gelukte haar Constantijn gevangen te laten nemen. Na hem de oogen te hebben laten uitsteken, regeerde Irene alleen als keizerin (797). Met de hulp van de geestelijkheid wist zij haar gezag te handhaven tot zij door den grootlogothetes Nikephoros van den troon werd gestooten (802) en naar ’t eiland Lesbos werd verbannen, waar zij kort daarna stierf.