Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Houten (mr. samuel van)

betekenis & definitie

Houten (mr. samuel van) - Nederl. staatsman en schrijver, geb. 1837 te Groningen, promoveerde er op een proefschrift Over de Waarde, een omwerking van een antwoord, op een prijsvraag van de Leidsche Universiteit ingediend, vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad, werd er lid van den Raad, was van 1869 tot ’94 lid van de Tweede Kamer, van 1894—97 Minister van Binnenl. Zaken in het kabinet-Roëll en van 1904—07 lid van de Eerste Kamer. — In het parlement was van H. geacht om zijn veelzijdige kennis en groote werkzaamheid. Ofschoon zichzelf een geboren volksvertegenwoordiger noemende, was hij in zijn inzichten van staatkundige en maatschappelijke vraagstukken te zelfstandig en te vasthoudend, om ooit een partij aan zich te verbinden. Integendeel niet zelden scheidde hij zich van zijn liberale medestanders, waar het kieswetherziening en sociale hervormingen gold.

Als jong Kamerlid nam hij het initiatief voor de Wet op Kinderarbeid (1874) en als Minister bracht hij de Kieswet van 1896 tot stand, die niet zoover ging als ’t Ontwerp-Tak, waarmede het ministerie-van Tienhoven in 1894 viel. Behalve zijn „Staatkundige Brieven”, sinds 1883 op ongeregelde tijden in eenige seriën verschijnende, en zijn opstellen in de „Vragen des Tijds”, waarvan hij van 1874—93 mede-redacteur was, schreef hij o. a. De Staatsleer van Mr. J. R. Thorbecke (1872), een aanval op Th.’s beleid; Bijdragen tot den strijd over God, Eigendom en Familie (1878); Das Causalitäts-Gesetz in der Sozialwissenschaft (1888); Herdrukken betreffende Neo-Malthusianisme en Vrouwenrecht (1903); Vijf-en-twintig jaar in de Tweede Kamer 1896— 1894 (2 dl. 1903—1908).