Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Herrera

betekenis & definitie

Herrera - 1) Francisco de, geb. 1576 te Sevilla, gest. 1656 te Madrid. Spaansch schilder. Een van de eerste kunstenaars, die aan Spanje een nationale schilderkunst gaf. In afwijking tot de reeks van schilders, die steeds onder sterken invloed van de Nederlanden en later van Italië stonden, heeft H. voor het eerst met deze tradities gebroken en een eigen nationalen stijl weten te scheppen.

Zijn kunst is zeer naturalistisch en bewegelijk dramatisch; hij werkt met sterke kleurcontrasten, vooral betoond door abrupte overgangen van licht naar donker. Hij stichtte een school te Sevilla en vond vele navolgers. Men kan zijn werk vooral later vergelijken met dat van Pacheco. Zij zijn de typische Spaansche schilders tegenover een Greco die toch altijd voor Spanje de buitenlander bleef. Zijn hoofdwerken zijn in de meeste kerken van Sevilla te vinden, ook het Louvre bezit twee stukken. De meeste zijner schilderijen zijn religieus-historisch, doch ook enkele genrestukken zijn van hem bekend. Als architect heeft hij van zich doen spreken door de fassade van het klooster de la Merced te Sevilla.

Litt.: A. L. Mayer, Die Sevillaner Malerschule, Leipzig 1911.

2) Antonio de H. y Tordesillas, Spaansch historicus, geb. 1549 te Cuellar, gest. 1625 te Madrid, werd door Philips II benoemd tot historiograaf van Indië, in welk ambt hij Historia general de las Indias Occidentales schreef (1615 voltooid). Zijn werk is ingericht volgens ’t schema der humanistische historiografie. Voor de kultuur der inboorlingen heeft hij geen oog. Langen tijd gold zijn werk als gezaghebbend.
3) prov. van de Midden-Amerikaansche Republiek Panama, met de hoofdstad Chitré.

< >