Hedsjas of Hidsjas, koninkrijk in Arabië; ± 250.000 K.M.2, ± 300.000 inw., gelegen langs de W.-kust tusschen de Golf van Akabah en Mekka. Het land bestaat voor een groot gedeelte uit graniet- en kalksteengebergte, dat zich in het N., Midian, het hoogst verheft (Dsjebel e’Sjar, 2750 M.) en den steilen, soms terrasvormigen rand van het tafelland van Arabië vormt. De kust is òf steil, òf wordt gevormd door een smalle vlakte. Door de steile bergranden zijn de droge wadidalen in diepe kloven heengebroken.
In het binnenland vindt men uitgestrekte lavavelden (harra’s) en uitgebrande kraters. Groote deelen van het land bestaan uit zoutsteppen. De weinige regen valt alleen in den winter. — Van de ± 300.000 inw., bewonen ± 150.000 de 3 grootste steden Mekka, Medina en Dsjidda, zoodat het platteland zeer dun bevolkt is. De niet belangrijke landbouw levert vooral dadels en henna; voornaamste wildgroeiende producten zijn gom en sennebladeren; de veeteelt levert kameel- en schapenwol, de bijenteelt honig en was; aan de kust worden paarlen en perlemoer verzameld; in de steden is eenige huisindustrie. — Van de 15e eeuw tot aan den wereldoorlog was H. een Turksche provincie. Sedert heeft het zich met Engelsche hulp onafhankelijk gemaakt. De Groot-Sjerif van Mekka heeft den titel van koning aangenomen.