Glaucus - 1) zeegod, god der schippers en visschers te Anthedon in Boeotië, waar hij eerst visscher was geweest en toen door het eten van tooverkruiden zeegod geworden, waarop hij jaarlijks, door zeenimfen omstuwd, de kusten en eilanden van Griekenland bezocht om vooral aan zeelieden zijn hooggeschatte orakels te geven.
2) De Corinthische GL, oorspr. identiek aan No. 1, zoon van Sisyphos en Merope, vader van Bellerophontes, om zijn wrok tegen Aphrodite (Venus) door zijn eigen paarden verscheurd.
3) Zoon van Hippol chus en kleinzoon van Bellerophontes, den aanvoerder der Lyciërs in den Troj. oorlog. Op het slagveld zijn gastvriend Diomédes herkennend, wisselde hij met dezen van wapenrusting tot onderpand van vriendschap.
4) Zoon van Minos en Pasiphaë, die als kind in een honigvat smoorde en door den ziener Polyidos van Argos met een kruid, hem door een slang ontdekt, in ’t leven teruggeroepen werd.
5) Van Chios, kopergieter en uitvinder van de kunst om metalen te soldeeren, uit de 7de eeuw v. C. Beroemd is van hem een zilveren mengvat op ijzeren voet, een wijgeschenk van koning Alyattes van Lydië te Delphi.
6) Van Rhegium, schrijver over muziekgeschiedenis, een jonger tijdgenoot van Democritus; slechts fragmenten daarvan bewaard.