Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aphrodite

betekenis & definitie

Aphrodite - 1) Grieksche godin (bij de Romeinen heette zij Venus), volgens Homerus de dochter van Zeus en Dione; volgens Hesiodus echter was zij uit het schuim der zee geboren, en op het eiland Cyprus aan wal gestegen. Zij is de godin der liefde en schoonheid en overtreft alle andere godinnen in bevalligheid en bekoorlijkheid. De Horen, die alles tot ontwikkeling en bloei doen komen, de Chariten (Gratiën) Pitho, Pothos en Himbros, persoonsverbeeldingen van vurig minverlangen, behooren tot haar gevolg; in haren gordel bevindt zich de tooverkracht aller bekoorlijkheden, die zelfs den wijze verleiden; menschen en goden, alles wat leeft, is aan hare macht onderworpen. Zij schenkt schoonheid en het geluk der liefde en wordt alzoo ook eene godin van ’t huwelijk en vereenigt daardoor het volk tot eene maatschappij.

Volgens eene plaats der Odyssea is A. de vrouw van Hephaestus, die volgens de Ilias met Charis gehuwd is; doch zij bemint Ares. Door hare verbinding met Ares wordt zij een godin des krijgs, die in wapenpraal vermaak schept; bij Homerus echter heeft zij weinig geschiktheid voor de werken des oorlogs. De voorstelling en de vereering der uit het water gestegen liefdegodin kwam uit Azië tot de Grieken; zij was gelijk de Syrische Astarte, de gepersonifiëerde voortbrengingskracht der natuur, die uit de vochtigheid alle leven op aarde doet ontstaan, doch bij de Grieken heeft zij allen vreemden tooi afgelegd en is geheel eene nationale godheid geworden. Het eiland Cyprus, waar Aziatische en Grieksche zeden elkaar ontmoetten, was een hoofdzetel harer vereering. In Griekenland werd de dienst der overzeesche godin het eerst op de eilanden en aan de kusten ingevoerd, en daar zij zelf haar oorsprong uit de vochtigheid der zee had, bleef zij ook steeds met de zee in verbinding; voornamelijk in havens en aan de zeekusten had zij hare heiligdommen en zij schonk een gelukkige vaart. Van de oude plaatsen, waar zij vereerd werd, had zij vele bijnamen zooals: Paphia Cnidia, Cytherēa e. a. Kinderen van A. en Ares, zie ARES; bij Anchises had zij Aeneas.

Aan A. waren als zinnebeelden der liefde gewijd: de myrte, de roos, de appel; als die der vruchtbaarheid: de maan, de duif, de musch, de haas; als zeegodin heeft zij den dolfijn in haar gevolg. Door de kunst wordt zij voorgesteld als eene bekoorlijke maagd in den vollen glans van jeugdige schoonheid, met een innemend teeder, langwerpig gelaat, vol lieftallige bevalligheid, met smachtende oogen en lachenden mond. De beroemdste Aphrodite-beelden zijn die van het eiland Milo, oudtijds Melos, (Louvre), van Medicis (Florence), de Cnidische A. van Praxitěles (Vaticaan), Aphrodite Anadyomene (Vatikaan) en A. Kallipygos (Napels). De Romeinen brachten de voorstelling van Aphrodite op hunne Venus over, die oorspronkelijk eene godin der tuinen schijnt geweest te zijn. Onzeker is het, wanneer haar dienst naar Rome is gekomen en om welke reden zij met Venus vereenzelvigd is, maar eerst Caesar en Augustus hebben haar aanzien te Rome ten top gevoerd: zij zou n.l. door Aeneas de stammoeder van het Rom. volk en bepaaldelijk van de Gens Iulia zijn. — 2) naam van een zeedier, zie FLUWEELEN ZEEMUIS.

< >