Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gijzeling

betekenis & definitie

Gijzeling - vrijheidsberooving teneinde tot nakoming van verplichtingen te dwingen (585. 586 Rv.; zie ook 68, 166, 187 Sv.) of als middel ter bewaring van rechten (768 Rv.). Vooral als middel om tot nakoming te dwingen, wordt ze ook als lijfsdwang (Fr. contrainte par corps) aangeduid. — Regeling der g. vindt men hoofdzakelijk in artt. 585-611 Rv. — G. is slechts mogelijk in de gevallen bij de wet genoemd (585, 586 Rv.). Uitbreiding tot andere gevallen is niet veroorloofd, ook niet bij overeenkomst (588 Rv.). — Het ruimst is g. toegelaten in handelszaken (586 Rv.). Tegen vrouwen is ze in minder gevallen mogelijk dan tegen mannen (585. 586 Rv.). Ook ten opzichte van personen van 70 jaar en ouder is het aantal gevallen beperkt (585 Rv.). In geen geval mag lijfsdwang worden toegepast door kinderen en verdere afstammelingen tegen hunne bloed- en aanverwanten in de opgaande linie (587 Rv.). — Art. 585 Rv. verklaart gijz. o.a. mogelijk tegen alle vreemdelingen, welke geene vaste woonplaats binnen het Koninkrijk hebben, voor alle schulden, zonder uitzondering ten behoeve van Nederl. onderdanen aangegaan. Deze bepaling wordt echter in hare werking zeer beperkt door art. 24 van het internat. verdrag van 17 Juli 1905 (zie Stb. 1909, no. 120) betreffende eenige onderwerpen van Burgerl. Rechtsvordering, volgens welk art. gijzeling, hetzij als middel van executie, hetzij als middel tot bewaring van rechten tegen onderdanen der contracteerende staten, slechts is toegelaten, wanneer zij ook mogelijk is tegen de eigen onderdanen. — G moet steeds op een vonnis berusten, waarbij ze uitdrukkelijk is toegestaan (589 Rv.). Is g. uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoo wordt ze niet door verzet, hooger beroep of cassatie geschorst (590 Rv.). — G. van vreemdelingen zonder vast verblijf hier te lande kan echter ter zake eener vervallen en opeischbare schuld jegens een Nederlander op bevel van den voorzitter der rechtbank ook zonder vonnis bij voorraad geschieden (768 Rv.; zie ook 769, 770 Rv.). — Voor een zelfde schuld kan niet langer dan 6 jaren worden gegijzeld (591 Rv.). — Hebben meer personen recht iemand te gijzelen, zoo kan de gegijzelde bij dengene, die ertoe is overgegaan, door de anderen worden „aanbevolen”, waardoor zij medezeggenschap (596 Rv.) over de gijzeling krijgen, maar dan ook zoo gevorderd, in de kosten moeten bijdragen (593, 595 Rv.). Ook kan men iemand, die zich in gevangenschap of hechtenis bevindt, aanbevelen met het gevolg, dat bij het eindigen der straf vrijlating achterwege blijft (593 Rv.). — Wie tot gijzeling overgaat, moet de onderhoudskosten voor den gegijzelde telkens voor 30 dagen vooruitbetalen (592 Rv.). Ze mogen echter op den gegijzelde worden verhaald (596 Rv.). Volgens tarief, laatstel. vastgesteld bij K.B. van 15 Maart 1873, Stb. 40, bedragen die kosten voor de maanden April tot en met September ƒ1.20 per dag, voor de andere maanden ƒ1.40. —Artt. 599-611 Rv. regelen de wijze, waarop g. wordt verkregen en toegepast, waarop tegen de wettigheid ervan kan worden opgekomen (604 Rv.) of op grond van niet-inachtneming der voorgeschreven formaliteiten nietigverklaring kan worden gevraagd (611 Rv.). — Nietigverklaring op gronden betreffende slechts dengene, die tot gijzeling is overgegaan, laten de g. voor zoover ze op „aanbeveling” berust, onaangetast (594 Rv.). — G. wordt ondergaan in het huis van bewaring (art. 3 Gestichtenwet, 605 Rv.). Zie voor bijzonderheden omtr. het verblijf van den gegijzelde ook Reglement van 11 Nov. 1843 no. 45, bijv. Stb. no. 328 (ook opgenomen in Luttenberg). — Zie nog art. 600 Rv. (waar en wanneer iemand niet in g. mag worden genomen), 603 Rv. (feitelijk verzet), 592, 596, 609, 610 Rv. (gevallen van ontslag uit de g.). — Ook bij rechtspraak door scheidsmannen kan g. worden toegestaan (653 Rv.).