Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Getuige

betekenis & definitie

Getuige - 1) Bij het verrichten van sommige rechtshandelingen, in het bijzonder bij het verlijden van authentieke akten, eischt de wet de aanwezigheid van eenige niet tot de partijen behoorende personen, getuigen geheeten. Art. 23 Notariswet stelt den eisch, dat zij moeten zijn van het mannelijk geslacht, meerderjarig en ingezeten van het koninkrijk en dat zij hunnen naam moeten kunnen teekenen en de taal verstaan, waarin de akte verleden wordt (vergel. art. 20 B. W. voor akten van den burgerl. stand en 991 B. W. voor uiterste wilsbeschikkingen). Zie ook art. 24 en 25 Notariswet. Zie behalve de gen. artt. voor gevallen, waarin de wet getuigen eischt artt. 979, 985, 987, 993—996 B. W. (uiterste wilsbeschikkingen), 1268 B. W. (proces-verbaal bij dienstweigering hypotheekbewaarder), 1441 B. W. (aanbod van gereede betaling), 182 K. (protest van non-acceptatie of non-betaling wissel). — De getuigen bij eene uiterste wilsbeschikking of akte van schenking mogen daaruit geen voordeel genieten (954, 1718 B. W.).

2) Persoon, wiens verklaring tot bewijs van eenig feit moet strekken. In het algemeen is ieder bevoegd (396 Sv.) en verplicht voor den rechter getuigenis af te leggen (1946 B. W. 66 Sv.). Niet nakoming dezer verplichting, hetzij door niet te verschijnen, hetzij door te weigeren om te antwoorden, kan leiden tot veroordeeling in de kosten (116 Rv., 158 Sv.), tot het door de politie voor de rechter brengen (117 Rv., 67, 100, 168 Sv.), tot in gijzeling stelling (117 Rv., 68,100,166Sv.)en tot strafvervolging (192, 444 Sr.). Opzettelijk onjuiste verklaringen kunnen als meineed worden vervolgd (207 Sr., 174 Sv.). — Niet ieder echter is tot het geven van getuigenis verplicht. Op grond van bepaalde omstandigheden (verwantschap, ambts- of beroepsgeheim) kan men zich ervan verschoonen (1946 B. W., 66,100,162,163 Sv.; zie echter ook 1951 B. W.). Ook kan de tegenpartij of beklaagde zich soms tegen het hooren van bepaalde getuigen verzetten (1947, 1949—1951 B. W., 162 Sv.) of verzoeken, dat zij slechts buiten eede zullen worden gehoord (165 Sv.). Andere personen mogen nooit anders dan buiten eede tot het geven van inlichtingen worden gehoord (zoo zij, die den leeftijd, in burgerlijke zaken, van 16, in strafzaken van 16 jaren nog niet hebben bereikt, of die wegens ziekelijke storing der verstandelijke vermogens onder curateele zijn gesteld (1949 B. W., 164 Sv.)), of niet dan met toestemming van partijen (162 Sv.). Ten slotte verklaart het B. W. hen, die in bepaalde verhouding tot een der partijen staan, onbekwaam als getuigen op te treden, zoodat zij nooit mogen worden gehoord (1947; zie echter ook 1951 B. W.). — In strafzaken onderscheidt men de getuigen in get. k charge, van wie een bezwarend getuigenis wordt verwacht, en get. à décharge, op verzoek of van wege den beklaagde opgeroepen.