Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Genius

betekenis & definitie

Genius - (Lat.), van den stam gen, gignere-voortbrengen, de goddelijke belichaming van de den man eigene teelkracht, verder van zijne gansche persoonlijkheid. De feestdag van den G. is de geboortedag van zijn beschermeling, waarop hij als G. natalis door de familie en hare slaven en vrijgelatenen werd vereerd. Hij wordt voorgesteld in de gedaante van een slang, die aan en in de huizen te Pompeii veelvuldig wordt gevonden.

De huisgenooten zwoeren bij den G. van het gezinshoofd en in den keizertijd werd de G. des keizers algemeen vereerd en de beambten legden daaraan den eed van trouw af. Ook legerafdeelingen, steden, staten enz. hadden hun G. zelfs goden en godinnen.