Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gard

betekenis & definitie

Gard - dep. van Frankrijk, groot 5880 K.M.2, met 413.000 inw. (1911), genoemd naar de gelijkn. rivier, gelegen tusschen Cévennes, Rhône en Middell. Zee. Aan den voet der woudrijke Cévennes (Mont Aigoual 1567 M.) strekt zich een breed heuvelland uit, dat naast zeer vruchtbare bekkens en rivierdalen, ook kalkplateau’s met karstverschijnselen bevat (les Garrigues), en waarin de Gard haar diepe kloofdal heeft uitgesneden. Dit heuvelland daalt in terrassen af naar de vlakte van Languedoc, hier een golvende, vruchtbare vlakte (de Vistrenque), die in het Z. begrensd wordt door een moerassig laagland, vol lagunen en door schoorwallen van de zee gescheiden. De Rhône vormt er met zijn W. delta-arm de O.-grens van het dep.

Het klimaat is subtropisch (14 a 15°; maximum 37°), doch de mistral kan het soms onaangenaam koud maken. De tuinen zijn dan ook door heggen van dichtgeplante cypressen beschermd. De landbouw levert o.a. tarwe en mais, wijn en olijven, „Mourelles” (Croton tinctorium) en Ricinus; tegen de bergwanden zijn kastanjes en moerbeien geplant. De veeteelt levert schapen, geiten en varkens, en vooral zijde. Van uit Aigues-Mortes wordt veel aan vischvangst gedaan en zeezout gewonnen. Bij Allais ligt een steenkolenveld; ook wordt er ijzer gewonnen. Verder levert het gebergte lood, zink en antimonium. Belangrijk is de industrie, vooral in Allais en de hoofdstad Nîmes (zijde-, tapijt-, ijzer- en glasindustrie).