Flamines - (Lat.), priesters die den eeredienst van afzonderlijke godheden bedienden, die vooral vereerd werden als beschermgoden van den staat. Oorspr. waren zij ten getale van 15, van welke 3 den naam droegen van flamines maiores: de flamen Dialis (van Juppiter), Martialis (van Mars) en Quirinalis (van Quirinus). Dezen moesten patriciër zijn en geboren uit een door confarreatio gesloten huwelijk. De hoogste in waardigheid was de fl.
Dialis, die vele voorrechten genoot, maar ook gebonden was aan vele vreemd-lijkende verplichtingen, die als taboe-maatregelen te verklaren zijn. De andere 12 waren de fl. minores. Allen werden door den pontifex maximus benoemd.