Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-12-2018

Feitama

betekenis & definitie

Feitama - (Sijbrand), Nederl. letterkundige,geb. 1694 te Amsterdam, overl. 1758. Aanvanke-lijk was hij bestemd voor doopsgezind predikant;lichamelijke zwakte belette hem echter zichaan eenig beroep te geven, zoodat hij zich geheelaan de dichtkunst wijdde, hiertoe door zijngroot vermogen in staat gesteld. Hij had totleermeester den veelzijdig ontwikkelden Lam-bert ten Kate en is van groote beteekenis alsdichter van de tweede helft der 18e eeuw. Zijnwerk bestaat hoofdzakelijk uit vertalingen; zijneenig oorspronkelijk treurspel is Fabridus (1720);enkele oorspronkelijke zinnespelen zijn de ver-melding niet waard.

Van zijn vertalingen noemenwij Tiius en Vespasianus (1722, naar Corneille),Telemachus (1733, in verzen naar Fénelon),Hendrik de Groote (1753, naar Voltaire’s Hen-riade). Het eigenaardige van zijn werkwijze was,dat hij altijd en altijd weer omwerkte en daardoorzeer verzorgde en keurig-vloeiende verzen kreeg.In dit opzicht werd hij algemeen door de latere18e eeuwsche dichters als „het” voorbeeld er-kend. Zijn Nagelaten Dichtwerken verschenen in1764 in 3 deelen.