Beroep - voornamelijk een maatschappelijk begrip, aanduiding van de plaats, die ieder volgens de soort van arbeid, dien hij verricht, in de maat schappij inneemt. In zooverre onderscheiden van ambt, dat een hooger opdracht onderstelt, een roeping, die van meer algemeenen aard is, n.l. ook de plichten tegenover gezin, eigen persoon, kerk, God insluit. Naarmate de maatschappij zich meer ontwikkelt, heeft specificatie van b. plaats en daar door specificatie van menschen, in zooverre ieder slechts iets, en slechts dit iets, zonder verband met het geheel doet.
Vandaar werktuigelijkheid, arbeids moeheid, tenzij het b. wordt opgevat als roeping n.l. beroep van de maatschappij en van God op den enkele. Dit verband van b. en roeping is van groote zedelijke en maatschappelijke beteekenis. Vereen zelviging van beide berust op verwarring Van maat schappij en Koninkrijk Gods, aardsch bestaan en eeuwig leven (zoo Ritschl.) Het juiste verband adelt het b., hoe onaanzienlijk ook, als „goddelijk b.” en wraakt de scheiding van het werkzame en beschouwende (actieve en contemplatieve) leven, dat van Martha en Maria (Luk. 10 : 38 —42), waarbij het eerste minderwaardig wordt geacht.
