Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eritrea

betekenis & definitie

Eritrea - Ital. kolonie aan de West-kust van de Roode Zee. Oppervl. ± 120.000 K.M.2;

450.000 inw. Zij omvat de kuststreek van Kaap Kasar tot Kaap Chituma, benevens enkele daarvoor gelegen eilanden. De landgrenzen zijn door verschillende tractaten gedeeltelijk geregeld, over groote afstanden echter onbepaald. De grens met Egypt. Soedan is door een overeenkomst met Engeland voldoende vastgesteld, die met Abessynië alleen voor zoover zij natuurlijk is n.l., langs de Setit, een zijrivier van de Atbara en langs den bovenloop van de Mareb. — E. is behalve het uiterste Z.O., een voortzetting van het Abessynische bergland, dat hier tot vlak aan de kust komt van de Zula-baai tot Massaoea. Volgens de bekende ontdekkingsreizigers Schweinfurth (1893) en Schoenfeld (1903) heeft de natuur er veel overeenkomst met die van het Alpenland. Van Massaoea N.-waarts tot aan Kaap Kasar ligt ten O. van het gebergte een breede kustvlakte, doorstroomd door talrijke W.-O. stroomende rivieren, die door het gebergte rijkelijk van water voorzien worden. De temperatuur is hier echter zoo hoog, dat het er voor Europeesche kolonisten niet uit te houden is, zoodat de kustvlakte alleen bewoond is door inboorlingen, van den stam der Bogos.

Op dit gedeelte liggen geen plaatsen van beteekenis; aan de geheele kust van E. zijn slechts 2 goede havens n.l. die van Massaoea en van Assab, 300 K.M. van elkaar gelegen. De haven van Massaoea, de beste aan de Roode Zee, wordt aangedaan door een Egyptische stoomvaartlijn van Suez—Aden en door een Genueesche, die den dienst tusschen de kolonie en het moederland onderhoudt. De hoofdstad en residentie van den gouv.-generaal is Asmara, door een spoorweg van ongeveer 100 K.M. lengte met Massaoea verbonden. — Het voornaamste middel van bestaan is nog veeteelt (vooral rundvee en schapen), misschien zal het in de toekomst gelukken landbouwende kolonisten erheen te lokken, zooals de bedoeling van de Italiaansche regeering is, die wil bewerken, dat de talrijke emigranten, die uit Italië naar de Nieuwe Wereld vertrekken, voortaan kunnen blijven onder Ital. bestuur door naar een der koloniën in Afrika te verhuizen. Voorshands heeft haar streven echter weinig succes; de stroom der emigranten blijft zich haar Amerika richten. Zooals gezegd is, blijft het grootste bezwaar de hooge temperatuur; Massaoea geldt bijv. als een der heetste steden der aarde: temperaturen van 50° C. zijn daar geen zeldzaamheid. Overigens is het er niet ongezond, vooral niet in de hooger gelegen binnenlanden; epidemieën komen er weinig voor.

De handel, die vroeger nogal van belang was, omdat Massaoea de uitvoerhaven van Abessynië was, is thans van weinig beteekenis door den aanleg van den spoorweg Addis Abbeba—Djibouti en van den handelsweg Kassala—Soeakin, dat bovendien door een spoorlijn verbonden is met Berber aan den Nijl. Ook heeft de Ital. regeering zelf tot het verval van den handel bijgedragen, door den Maria Theresia-daalder stelselmatig te verdringen door de Lire. De M. Th.-daalder daalde toen zoo in waarde, dat de Arabische handelaars hun waren elders verkochten om geen verlies te lijden. Misschien kan in de toekomst de goudproductie van belang worden: er is een maatschappij opgericht, die een ten W. van Keren gelegen goudveld zal exploiteeren. De rivieren zijn van geen nut voor het vervoer; het grootste deel van ?t jaar hebben ze geen water, alleen in den regentijd van begin Juli tot einde Oct. zijn het woeste bergstroomen.

De bevolking is zeer gemengd. Uit het O. zijn gekomen de Moh. Beni Amr (uit Arabië), uit het Z. de Christelijke Abessyniërs en uit het W. de Negers uit den Soedan. Het aantal Europeanen zal ongeveer 5000 bedragen.

Geschiedenis. Sedert den tijd van Cavour heeft Italië de oogen op deze streken gevestigd, die nog begeerlijker werden toen het Suezkanaal geopend was. Engeland verzette zich echter tegen een vestiging van een Europeesche mogendheid aan de Roode Zee, op den weg naar Britsch-Indië. Onder ’t ministerieGladstone betoonde het zich meer toeschietelijk en zoo kon men het stuk land, dat men van Egypte voor commercieele doeleinden aan de baai van Assab had gekocht, verklaren tot Ital. kolonie (1882). Toen de negus van Abessynië moeite deed om Massaoea van Egypte te krijgen, raadde Engeland Italië zelf aan het eiland militair te bezetten. Zoo kreeg Italië dus een schadeloosstelling voor het verlies van zijn uitzichten op het bezit van Tunis door de bezetting van dat land door Frankrijk in 1881. De oorzaak van de welwillendheid van Engeland was de opstand van den Mahdi, (1885), waarbij Eng. hoopte op eenige hulp van Italië. Zoo bezat Italië dus de baaien van Assab en Arkico (met het eiland Massaoea) evenwel zonder achterland. Vestiging hier werd hun belet door negus Johannes van Abessynië. die volgens het Hewett-verdrag, in 1884 met Engeland gesloten, uitzicht had op het land der Bogos tegen belofte van hulp bij het bedwingen van den Mahdiopstand.

Eng. liet echter toe, dat Italië 3 kustforten op het vasteland bouwde. Door het flinke optreden van den Abess. generaal Ras Aloula werden de Italianen echter hieruit verdreven. Toen begon men het Ital. expeditieleger te versterken en werden vriendschappelijke betrekkingen aangeknoopt met de Mohammedaansche volksstammen, die steeds genegen waren op te trekken tegen de Christelijke Abessyniërs. Toch was de Ital. macht nog zoo gering, dat ze zich moest bepalen tot de verdediging van 6 kustforten, die inmiddels betrokken waren. Ras Aloula moest door honger en uitputting het beleg opbreken en sneuvelde evenals negus Johannes kort daarna tegen de Mahdisten. Menelik, de opvolger van den negus, die vroeger in zijn oppositie steeds door de Italianen was gesteund, sloot nu in Sept. 1889 het verdrag van Utsjalli, waarbij de Italianen het achterland kregen en de wederzijdsche betrekkingen geregeld werden. Bij decreet van 20 Dec. 1889 werd nu het land gemaakt tot colonia Eritrea, bestuurd door een gouv.generaal, als hoofd van de militaire en civiele macht. Italië matigde zich echter rechten aan, die niet in het verdrag waren opgenomen en die Abessynië tegenover alle landen politiek afhankelijk gemaakt zouden hebben van Italië.

Menelik verklaarde nu het verdrag vervallen en men sloot in 1894 een nieuw verdrag, dat de It. invloedssfeer nauwkeurig vaststelde. Intusschen hadden de Italianen alle krachten moeten inspannen om de reeds tot Agordat doorgedrongen Mahdisten te keeren. Generaal Baratieri (sinds 1892 gouv.-gen.) slaagde hierin in 1894. Kassala werd toen veroverd. Toen hij echter Tigre tot een It. vazalstaat verklaarde, trok Menelik tegen hem op en versloeg hem bij Adoea (1 Mrt. 1896). Deze verpletterende nederlaag, deed Italië terugtrekken. Abessynië werd bij den vrede van 26 Oct. ’96 volkomen onafhankelijk verklaard, terwijl Kassala aan het Eng.-Eg. gouvernement v/d Soedan werd afgestaan. — Litteratuur: Bruchhausen, Der Abess.erythraische Krieg, 1897; Joncquière, Les Italiens en Erythrée, 1897; Schoenfeld, Erythräa und der Eg. Soedan, 1904.

< >