Eest - is het droogtoestel der industrie. Vooral gebezigd voor het drogen van graan, het dooden van den gekiemden korrel in de branderij, het drogen van pulp van de suikerfabricage, het drogen van vochtige land- en tuinbouwproducten, als meekrap, cichoreiwortels e. d. Het drogen kan geschieden op verwarmde betonnen of ijzeren bodems, direct in verbrandingsgassen (dan liefst van houtskool wegens de zuiverheid daarvan) of nog beter met verwarmde lucht. De bodems kunnen vast zijn, of als bewegende bandtransporteurs gebouwd, zóó, dat het materiaal tegen de verbrandingsgassen of de lucht in beweegt. De bewerking heet „eesten”.
Men onderscheidt rookeesten en luchteesten. Bij de rookeest worden de verbrandingsgassen van den vuurhaard rechtstreeks door de te drogen stoffen geleid, waardoor deze dus met den rook in aanraking komen en daaraan een zekeren smaak ontleenen. De luchteest is van moderner inrichting; hierbij worden de verbrandingsgassen door gesloten kanalen geleid, welke een ruimte verwarmen. In deze ruimte worden de te drogen stoffen gespreid; ze wordt de droogruimte genoemd en den vloer noemt men den eestvloer. Een eest wordt van metselwerk opgetrokken, de vuurhaard van vuurvaste steenen. De verwarmingskanalen bestaan gewoonlijk uit gegoten ijzeren buizen. Een belangrijk vraagstuk is bij den bouw van eesten de toevoer van versche lucht en de afvoer der vochtige dampen. Bijzondere eischen stelt een rookeest voor vleesch, waarbij tevens aan de keuze der brandstof zekere eischen worden gesteld in verband met den smaak, dien de gerookte vleeschwaren door het eesten verkrijgen.