Drankbestrijding - Hierbij zijn twee richtingen te onderscheiden. De eene wenscht slechts misbruik tegen te gaan en matigheid te bevorderen (matigheidsmenschen, afschaffers), de andere (die der geheel-onthouders) ziet in ieder gebruik van alkohol misbruik en dus een volstrekt kwaad. De eerste richting wordt door de uit den aard der zaak meer fanatieke geheelonthouders meermalen fel bestreden. — Verschillend ook kan erover gedacht worden, of de strijd slechts, althans in hoofdzaak, moet worden gevoerd tegen den sterken drank in beperkten zin, of dat ook andere alkoholhoudende dranken als wijn en bier uit den booze moeten worden beschouwd. — Hier te lande is de hoofdbron der drankellende zonder twijfel de jenever; de bestrijding geldt dus in ieder geval in de allereerste plaats dien drank („Sluit Schiedam”).
— De drankbestrijding kan op tweeërlei wijze geschieden. Zij kan haar doel trachten te bereiken door de individuen te overtuigen van het gevaar, in den drank gelegen, maar ook kunnen door overheidsmaatregelen bezwaren aan het verkrijgen van den drank worden in den weg gelegd, en kan in het algemeen de gelegenheid tot drankmisbruik zooveel mogelijk worden beperkt, terwijl tevens straf op dronkenschap kan worden gesteld. — Onder deze overheidsmaatregelen en bepalingen zijn vooral de volgende te noemen:
1) het eenvoudig verbieden van elken verkoop van sterken drank anders dan op medisch voorschrift (zoo in sommige staten van Amerika: de zgn. dry states; vergel. hier te lande het verbod van verkoop van absint);
2) het zwaar belasten van den drank (zoo te onzent door de accijnzen op gedistilleerd, wijn en bier); hierbij zij echter in het oog gehouden, dat deze accijnzen geenszins alleen ter bestrijding van den drank zijn ingevoerd, gehandhaafd en verhoogd (in 1914 bracht die op gedistilleerd ƒ 31.328.000 op), maar niet minder als middel om in de nooden van de schatkist te voorzien);
3) het beperken van het aantal verkoopgelegenheden (zie art. 4 Drw.);
4) het eischen van een overheidsvergunning voor verkoop van sterken drank in het klein, welke in geval van misbruik voor intrekking vatbaar is; bij het al of niet verleenen dier vergunning kan dan o. a. worden overwogen, of niet de persoon van den verzoeker of de localiteit, waarvoor vergunning wordt verzocht, vrees voor misbruiken wettigt; in dit geval zal natuurlijk de vergunning worden geweigerd; zie artt. 8 en 9 Drw.;
5) het verbod van tappen aan iemand, die niet tevens eenige eetwaren bestelt (zoo moet men in Stockholm om een glas jenever te kunnen bekomen tevens een bedrag van Kr. 0.30 aan eetwaren besteden);
6) het verbod van tappen bij bepaalde gelegenheden (zie art 7, lid 1 onder 4, en art. 46 Drw.);
7) het toestaan van drankverkoop slechts aan personen in het bezit van een persoonlijke vergunning (zoo bij het Stockholmsche stelsel-Bratt, waarbij in de drankwinkels slechts wordt verkocht aan personen, die in het bezit zijn van contrôle-boekjes, welke worden geweigerd aan bekende dronkaards en in andere gevallen);
8) het verbod van tappen aan jeugdige personen (art. 454 Sr.) of beschonkenen (art. 252 Sr.);
9) het verbod, aan die personen toegang te verleenen tot vergunningslokaliteiten (art. 43 Drw.);
10) de strafbedreiging tegen het dronken maken van jeugdige personen (art. 252 Sr.);
11) het verbod van uitbetaling van loon in vergunningslokaliteiten (art. 44 Drw.); enz.
— Bekend is het verkoopsysteem volgens het zgn. Gothenburger stelsel, dat in de Skandinavische rijken is ingevoerd. Hierbij is de verkoop (zoo in winkels als voor verbruik ter plaatse) aan een aantal maatschappijen opgedragen, wier winst tot een matig percentage begrensd is; alle overwinst komt ten goede aan de publieke kas of aan inrichtingen, welke ten algemeenen nutte werkzaam zijn. — Nog zij gewezen op een in de laatste jaren ook hier te lande tot uiting gekomen streven, door het stelsel van plaatselijke keuze (local option) de mogelijkheid te openen, dat plaatselijk op wensch van een meerderheid der ingezetenen drankverkoop tot een minimum wordt beperkt of zelfs geheel verboden.
— De Europeesche oorlog hoeft in verschillende landen tot zeer ingrijpende beperkingen van den verkoop van sterken drank geleid. De tijd zal moeten leeren in hoeverre deze ook na den oorlog gehandhaafd blijven. — De resultaten van elk der verschillende middelen tot drankbestrijding zijn veelal moeilijk op hunne juiste waarde te schatten. Vast staat echter wel, dat hier te lande het drankmisbruik in de laatste tientallen jaren niet onbelangrijk is afgenomen. Niet zonder invloed hierop zal zeker ook zijn geweest de drankbestrijding, door de arbeidersorganisaties in eigen kring gevoerd. — Tot het tegengaan der misbruiken, voortvloeiende uit den verkoop van sterken drank onder de visschers op de Noordzee, buiten de territoriale wateren, is op 16 Nov. 1887 te ’s-Gravenhage eene internationale overeenkomst tot stand gekomen, voor ons land goedgekeurd bij de Wet van 7 Aug. 1888, Stb. 123. Ter uitvoering dier overeenkomst en tot het tegengaan van soortgelijke misbruiken in de territoriale wateren strekt eene Wet van 15 Apr. 1891, Stb. 84, gew. 30 Dec. 1893, Stb. 262. Op 14 Febr. 1893 werd betreffende de uitvoering van gen. overeenkomst te ’s-Gravenhage nog een protocol onderteekend voor ons land goedgekeurd bij de Wet van 22 Juni 1893, Stb. 92.