Dothan, - thans Teil Dôtân, oude stad in Kanaan, 15 K.M. ten N. van Samaria; op een hoogte gelegen, die den heirweg naar Samaria bestreek. Door de vlakte van D. liep de weg van Damaskus over Taanach naar de sterke stad Megiddo; Thoetmes gaf, op zijn 1en veldtocht (1480) de voorkeur aan den korteren, maar strategisch veel gevaarlijker weg door de bergpassen van den Karmel, recht op Megiddo aan. — Over D. liep voorts de groote weg van Damaskus naar Egypte, via Beth-sean en Lod (Lydda, tusschen Joppe en Jeruzalen); vgl. de karavaan der Ismaëlieten, Gen. 37, 25. Vlgs. dit verhaal weidden Jakobs zonen hun kudden op de vlakte v. D. (vers 17); zie EFRAÏM; vgl.
Vondels „Jozef in D.” Vlgs. 2 Kon. 6, 13 was D. een vestingstad. In het boek Judith heet zij Dothaïm.
