Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Doesburg

betekenis & definitie

Doesburg - ligt tegenwoordig vlak bij de plaats, waar de Oude IJsel (met een sluis) in den Gelderschen IJsel komt. Er is echter een tijd geweest , dat deze laatste een eind bewesten de stad liep, waar nu nog als overblijfsel de „Lamme IJsel” aanwezig is, die de gemeentegrens vormt langs de Stadsweide. In 1552 moet de stad de rivier verlegd hebben tot vóór bare muren. De naam Doesburg werd vroeger meest verklaard als Drususburg, maar deze verklaring kan niet juist zijn.

Waarschijnlijk is ook reeds in de 16e eeuw de eerste schipbrug gelegd, zoodat de stad, ontstaan als haven, tevens een belangrijk bruggenhoofd werd. In den plattegrond kan men nog zien, dat de straat naar de schipbrug eenigszins uit den koers loopt van den ouden weg langs den Ouden IJsel. Oudtijds moeten handel en scheepvaart er van beteekenis zijn geweest: de stad werd ook een tijdlang onder de leden der Hanza geteld. Door de verzanding van den IJsel bij Westervoort ging het vertier echter zeer achteruit; omstreeks 1740 telde Doesburg slechts een 3000 inwoners, die nog hoofdzakelijk leefden van landbouw en veeteelt (ook tabaksbouw). — Als vesting speelde D. een kleine rol in de twisten en oorlogen, totdat het in 1674 door de Franschen geheel ontmanteld werd. Een tijdlang heeft het aan de Oostzijde een kasteel gehad, een dwingburcht van Karel van Gelder, door de burgers afgebroken in 1557.In de 19e eeuw is de stad alleen nog versterkt geweest met eenige lunetten, maar ze heeft steeds haar garnizoen behouden. Ze bezat in 1821 slechts 2400 inwoners, doch is daarna onder den invloed van het betere verkeer op den IJsel weer vooruitgegaan, zoodat ze in 1850 boven de 4000 gestegen was. Naderhand is het getal echter weinig meer aangegroeid; het bedraagt nu ± 4400; dus minder dan dat van Doetinchem, dat er in 1821 maar 1600 telde. De oorzaak van dien tragen groei zal wel hierin liggen, dat D. buiten het eigenlijke spoorwegnet is gebleven (het heeft slechts zijn tram) en dat het niet aantrok door mooie omstreken.

Het verkeer in de haven is intusschen niet zoo heel onbeduidend; men telde in 1915 (K. v. k.) 328 schepen met 37687 M. om te laden of te lossen, behalve de geabonneerde vaartuigen met vaste b'gplaats (in ’t geheel 13100M2). Er bestaan vaste stoombootdiensten op Amsterdam en Rotterdam, terwijl de lijnen Zutphen—Rotterdam, Sneek— Arnhem, den Haag —Zwolle, Apeldoorn —Rotterdam en Apeldoorn —Amsterdam er geregeld aanleggen. — De markten zijn van kleine beteekenis, behalve voor eieren, kippen en biggen. D. is nog meer stad van industrie dan van handel. Behalve de bekende stoommosterdfabriek, vindt men er o. a. een ijzer- en metaalgieterij, een scheepswerf (voor houten en ijzeren vaartuigen), een bierbrouwerij, een olieslagerij, een vernisfabriek en een zeepziederij. Behalve de Groote kerk met den oudsten bliksemafleider des lands, bezit D. weinig belangrijke gebouwen. Er is nog een Kath. kerk, ook een Luthersch kerkje, benevens een synagoge. Het stadhuis heeft weinig bijzonders.

< >