Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Doesburgh (simon cornelis van)

betekenis & definitie

Doesburgh (simon cornelis van) - werd 1835 te Zetten geboren en was het derde van twaalf predikantskinderen. Hij ging naar een kostschool te Wageningen en wenschte predikant te worden, maar aangezien reeds twee broers tot dat ambt werden opgeleid, vond zijn vader het beter dat hij een ander beroep koos. Zijn keus viel toen op den boekhandel en om daarvoor te worden opgeleid kwam hij in de leer bij Post Uiterweer te Utrecht, later bij Johannes Muller te Amsterdam. In 1859 vestigde hij zich aan het Rapenburg te Leiden, waar hij met geleend geld en zonder connecties durfde beginnen.

Binnen weinige jaren werd hij een gunstig bekend uitgever en wist hij zijn debietzaak tot eene der eersten van Nederland op te werken. Als uitgever bewoog hij zich gaarne en met succès op moderngodsdienstig gebied, en zelf was hij een der voormannen in de modern-religieuse beweging, evenals bij de verspreiding van vooruitstrevende beginselen, waartoe hij als voorzitter der liberale kiesvereeniging medewerkte. Reeds tijdens de cholera-epidemie van 1866 had hij zich iemand getoond, die in de eerste plaats aan anderen dacht. In 1868 werd de bloeiende zaak naar een eigen pand aan de Breedstraat overgebracht en in 1885 werd G. J. Godschalk, die reeds meer dan 20 jaar bij Van D. gewerkt had, als compagnon opgenomen. Bij het 40-jarig bestaan werd de stichter niet alleen door vak-en stadgenooten, maar ook door de regeering gehuldigd, die hem tot ridder in de Oranje-Nassauorde benoemde.

Een gevoelige slag evenwel was Godschalk’s overlijden in het najaar van 1905, toen de reeds 70;jarige Van D. meer steun dan anders noodig had. Ten einde de toekomst der zaak te verzekeren (Van D. had slechts eene dochter), moest een nieuwen compagnon worden gezocht en nauwelijks was deze met 1 Maart 1906 in H. E. Stenfert Kroese gevonden, of Van D. begon lijdende te worden en overleed den 4 Juni 1906. Zie: Levensberichten van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde, 1906/’07.

< >