Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Doelenstukken

betekenis & definitie

Doelenstukken - Schutterstukken, met de Regentenstukken bijkans de meest karakteristieke en daarom kunsthistorisch zeer gewichtige voortbrengselen der Hollandsche schilderkunst. Zij stellen de officieren of leden van een schuttersgilde voor en worden naar de verzamelplaatsen dier gilden (Doelen) Doelenstukken genoemd. Men kan ze beschouwen als een tot eenheid geworden vereeniging van portretten van zelfstandige individuen. Men kan de ontwikkelingsrij der portretgroepen laten beginnen met de groep der St.

Jans Heeren op Geertgen tot St. Jan’s schilderij van de legende van Johannes den Dooper te Weenen, Groote lijnen volgend, zij hier slechts gewezen op de Jeruzalem-pelgrims van Jan van Scorel (Haarlem en Utrecht); het oudste Doelenstuk, dat wij thans kennen van Dirk Jacobsz (1529 — afkomstig uit de Kloveniersdoelen — thans Rijksmuseum); het portret van Rot A (1531) van een onbekend meester (Rijksmuseum); het stuk van Cornelis Teunissen (1533, Amsterdam, Stadhuis), verschillende andere stukken van onbekende meesters in het Rijksmuseum en van Dirk Jacobsz; het stuk „de Poseters” van Dirk Barentsz (1566, Rijksmuseum), enz. Er is hier een ontwikkeling waar te nemen van eenvoudig in één of meer rijen, geïsoleerd naast elkaar geschilderde portretten, naar een eerste poging tot groepsvorming, die men tracht te bereiken, door de schutters aan een tafel te vereenigen. Toch slaagt men er ook hierdoor nog niet in, de geïsoleerdheid der afzonderlijke individuen op te heffen. In de tweede periode, die ongeveer van 1580 — 1624 kan gesteld worden, gelukt dit reeds beter in zooverre de subordonnantie der gemeene schutters en het accentueeren der hoofdlieden reeds bindend werkt, terwijl tevens het subjectief-oogenblikkelijke van een toestand sterker naar voren wordt gebracht. Van schildersnamen kunnen hier genoemd worden: Ketel (1588 — Rijksmuseum), Cornelis Cornelisz (1583 en 1599 — Haarlem) en Werner van Valckert (1625 — Rijksmuseum).

In de derde periode, die van 1624—1662 zou kunnen loopen — al heeft Frans Hals reeds vroeger zijn doel bereikt — krijgt het groepportret een innerlijke eenheid, die berust op wederzijdsche betrekking der deelnemende personen. De Doelenstukken uit dezen tijd zijn het bekendst. Herinnerd zij slechts aan Thomas de Keyser’s Corporaalschap van Allaert Cloeck (1632, Rijksmuseum); Rembrandt’s Nachtwacht (Amsterdam, Rijksmuseum), waarin het principe tot subordinatie tot zijn uiterste consequentie gevoerd is; van der Helst’s Schuttersmaaltijd (Rijksmuseum); de werken van Govaert Flinck, Nicolaes Maes en Frans Hals (Frans Hals Museum, Haarlem). Daarna bieden de Doelenstukken geen nieuwe problemen. Litteratuur: Alois Riegel, Das Holländische Gruppenporträt (Jahrb. d, Kunsth. Samml, d. Allerh. Kaiserhauses. Bnd. XXIII (1902).

< >