Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dahomey

betekenis & definitie

Dahomey - (Dahome), Fr. bezitting, vroeger een negerrijk aan de kust van Opper-Guinea, W.-Afrika, tusschen Lagos en Togo. Opp. 97.200 K.M2.; 912.000 inw. (1914). Men onderscheidt van zee af binnenwaarts vier zonen van verschillend karakter: 1) de eentonige kustvlakte, waarachter zich een reeks lagunen uitstrekken, die door smalle uitgangen met de zee zijn verbonden. Een geweldige branding maakt de kust moeilijk toegankelijk. 2) Een zacht golvende, vruchtbare vlakte, waarop woud met cultuurland afwisselend, die met een steilen rand zich boven b.g. kustvlakte verheft, en landwaarts tot ± 100 M. stijgt.

De bodem bestaat gedeeltelijk uit voor water ondoordringbaren kalksteen, zoodat groote deelen in den regentijd, Juli—October, onder water staan, en dan ongezonde moerassen vormen. 3) Sterker geaccidenteerd heuvelland, met tropische oerwouden bedekt. 4) Een eentonig plateau, bedekt met eindelooze savanna’s, met steenachtigen bodem. In den drogen tijd is hier alles verbrand, in den regentijd met hoog gras bedekt; het Noord, gedeelte, de waterscheiding met den Niger, ligt 400 à 500 M. hoog. De voornaamste rivieren, die van hier Z.-waarts gaan, en in de b.g. kustlagunen uitmonden, zijn de Weme, de Kouffo, en de grensrivier met Togo, M’ono. In Beneden-D. (ten Z. van Carnotville) is landbouw het belangrijkste middel van bestaan. Veeteelt vooral in Opper-D. Langs de kust drukke visscherij. Zetel der regeering is Porto Novo aan een der kustlagunen (± 40.000 inw.). De oude hoofdst. van het vroegere negerrijk was Abome f± 15.000 inw.). Er zijn weinig goede wegen.

Eenige spoorwegen gaan van Kotonou het binnenland in; een telegraaflijn gaat van Kotonou naar het Nigeren Senegal-gebied. In 1912 bedroeg de invoer (voorn. katoenen goederen, brandewijn en tabak) fr. 20.310.000, de uitvoer (palmpitten en -olie, copra, mais fr. 21.450.000. — Het negerrijk D. werd in het begin der 17e eeuw gesticht, en kwam door den slavenhandel op Amerika met de Europeanen in aanraking. De Franschen kregen in 1851 vasten voet aan de kust, en breidden langzamerhand hun invloed in het binnenland uit. Na de expeditie van 1890 erkende koning Behanzin het Fr. protectoraat over Porto Novo en omgeving. Een nieuwe expeditie volgde in 1893/94; Behanzin werd gevangen genomen en geheel D. geannexeerd. In 1897 en 1898 werden de grenzen tusschen Duitschland en Frankrijk geregeld.

< >