Cythera (Kythera of Cerigo), eiland in het verlengde van het Z.-O. schiereil, van den Peloponnesos (Griekenland), waarmee het door een onderzeeschen drempel verbonden is; 285 K.M.2 groot. De oppervl. is een 200 à 300 M. hooge, golvende hoogvlakte, waarboven zich, vooral in de buurt van de kusten, hoogere bergruggen verheffen, waarvan de hoogste toppen ± 450 M. hoog zijn (culminatiepunt de 510 M. hooge Vigla). De kusten zijn bijna overal steil en ongenaakbaar, slechts in de bochten van Kapsali en Melindoni vindt men natuurl. havens. De kalkbodem is grootendeels kaal. — Het klimaat is subtropisch.
Gemiddelde jaartemp. van de stad Cythera: 17,8°, Januari 9,8°, Juli 26,5°. De 297 mM. regen valt bijna uitsluitend in het winterhalfjaar. C. heeft ± 13.000 inw. die voornamelijk van landbouw en veeteelt leven; verreweg het grootste gedeelte is woest land; veel meer dan men zelf noodig heeft, verbouwt men niet, voorn. wintertarwe en gerst; verder olijven, wijn, zuidvruchten en wat katoen. Olie is het voornaamste uitvoerproduct. De veeteelt houdt zich voorn. met schapen en geiten bezig.
In de Oudheid was C. beroemd om de purperslakken (Murex brandaris). Uitvoer en invoer zijn gering. Hoofdplaats is Cythera (+ 900 inw.). De beste haven van het eiland is Avlemona aan de O.-kust. — C. was in de Oudheid achtereenvolgens bezit der Argiven, Spartanen en Atheners; was een der hoofdzetels van den eeredienst van Aphrodite (Venus), die hier uit het schuim der zee was verrezen en vandaar Cytherea heette. Zoo ook Cythereius mensis = April, als de maand van Venus, en Cythereius heros = Aeneas, haar zoon.