Cyperus - Cypergras, plantengeslacht der Cyperaceeën met 400 soorten, voornamelijk in de tropen en subtropen, zelden in gematigde streken (slechts twee soorten in Nederland nl. C. flavescens en C. fuscus). Ze komen zoowel op vochtigen als drogen bodem voor en zijn zeer verschillend in uiterlijk en grootte. Bekende soorten zijn C. Papyrus, de Papyrusplant in trop.
Afrika, Z.Italië en Sicilië, een moerasplant met een zeer hoogen (tot 3 M.), dikken, driekanten, onbebladerden stengel, aan welks bovenzijde de kleine bladeren en de bloeiwijzen bijeen zitten. De planten komen meest in groote massa’s bijeen voor. C. Papyrus (Bublos der Grieken) is een oude kultuurplant, die voor allerlei doeleinden werd gebruikt. De zetmeelhoudende wortelstok werd gegeten, de stengel voor allerlei vlechtwerk gebruikt, het zeer poreuze merg van den stengel als pit in olielampen, doch vooral voor de bereiding van papier. De plant komt thans in Egypte niet meer voor.
Als sierplant wordt gekweekt C. alternifolius uit Réunion, geschikt voor kamer-aquaria of voor bloemenmanden, mits men de plant voldoende water geeft. Hiervan ook een variëteit met bonte bladeren. In Z.-Europa en Afrika komt C. esculentus voor, wier knolvormig opgezwollen uitloopers de aardamandelen leveren. Als geneesmiddel werd vroeger gebruikt de wortelstok van de Europeesche C. longus, terwijl de halm van C. textilis in Z.-Afrika door de inboorlingen algemeen als vlechtwerk wordt gebezigd.