Comrie (Alexander), geb. 1706 te Perth (Schotland), pred. te Koubrugge (1753-emer. 1772), gest. 1774 te Gouda. Hij was vurig Voetiaan, vast van beginsel, krachtig van overtuiging, vroom van leven, ijverend voor de leer, in alles iemand uit één stuk. Vooral in den strijd, dien hij, met zijn collega Holtius gevoerd heeft tegen den vrijzinnigen Zwolschen predikant Ant. van der Os, komt bijzonder sterk uit, welk een ijverend voorstander en verdediger der Gereformeerde leer hij was. Zij schreven eenige brochures tegen Prof. v. d. Honert te Leiden; in 1753 begonnen zij eene reeks van samenspraken uit te geven: Examen van het ontwerp van tolerantie, om de leer, in de Dordtsche synode, ten jare 1619 vastgesteld, met de veroordeelde leer der Remonstranten te vereenigen.
In deze samenspraken is Comrie = Orthodoxus en Holtius = Philaletes. Zij meenden en stelden het voor, alsof de door hen bestredenen de bedoeling hadden eene algemeene tolerantie is te voeren. In werkelijkheid bestond er echter zulk een ontwerp van tolerantie niet. Een heftigen aanval, dien van v. d. Honert, haalden zij zich op den hals, die hen zelven beschuldigde van onrechtzinnigheid. Het gevolg was, dat door het optreden van de Staten, na de verschijning van het tiende stuk van het Examen in 1759, aan deze uitgave een einde gemaakt werd. Comrie’s eenig doel is steeds geweest de zuivere Gereformeerde leer te handhaven tegen allen en alles, waarbij hij niemand en niets ontzag. Hij zag zeer goed in, dat de in de Gereformeerde kerk steeds meer veldwinnende tolerantie onvereenigbaar was met het wezen der Gereformeerde kerk. — Zie: A. G. Honig, Alexander Comrie (Utrecht 1892).