Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Compaan (claas gerritszoon)

betekenis & definitie

Compaan (Claas Gerritszoon), befaamd zeeroover, geb. 1587 te Oostzaan. Reeds vroeg voer hij ter zee (naar de kust van Guinea en elders), zoodat hij door spaarzaamheid een aardig sommetje kon overleggen. Na het eindigen van het Bestand vormden zich in ons land kaapreederijen, die, door den Staat erkend, het vooral op de Spaansche kapers hadden voorzien. In een dier reederijen, gevestigd in het Noorderkwartier, stak C. zijn spaarpenningen.

Toen het dividend niet meeviel, wilde hij zelf gaan vrijbuiten; van de kaperreederij kreeg hij de aanstelling tot kapitein. Met een commissie van de Staten en den Prins voorzien, stak hij in 1623 in zee. Zijn handelwijze tegenover een Egmonder visscher, dien hij dwong hem een last haring af te staan tegen een wissel op de reeders, was al bedenkelijk; door de verovering van een vreemd schip, waarvan hij den buit onder zijn volk verdeelde, ging hij de perken van het kapersbedrijf reeds te buiten. Zijn bemanning begon schik in het zeeroovershandwerk te krijgen; te Vlissingen wegens stormschade binnengeloopen, voegden 50 nieuwe gezellen zich bij hem aan boord. Met lust werd het nieuwe beroep aangevat, te winstgevender, omdat de prijzen spoedig niet meer naar het vaderland, maar naar Barbarije werden gezonden. Te Salé aan de Barbarijsche kust vond hij geregeld een afzetmarkt voor zijn buitgemaakte goederen, en met den sultan van Marokko stond hij voortdurend op goeden voet.

Toch begon het rusteloos zwerven C. te verdrieten; hij zond naar het vaderland om pardon, vooral op grond van de velerlei schade, door hem aan de Spanjaarden toegebracht. Daar men in Holland den schender der zee graag langs vriendelijken weg onschadelijk wilde maken, werd de gevraagde vergiffenis geschonken; zijn halfbroeder Heyn Aertsz., uitgezonden om den pardonbrief te bezorgen, trof hem te Salé. In het vaderland teruggekeerd, deed C. eerst een voetval voor Frederik Hendrik, die een vereering, hem door C. toegedacht, afwees; toen ging het naar zijn geboortedorp. Daar werd hij de befaamde zonderling, die zich door gewapende trawanten liet bewaken, rondliep in een fantastisch kleed, en bij zijn zwijgend 'schrijden door de dorpsschool, de eene deur in de andere uit, de schrik was van schoolmeester en jeugd. Door tegenslagen in de reederij verloor hij zijn vermogen, zoodat hij zijn laatste jaren in armoede doorbracht, Vgl. Navorscher XI, p. 296).

< >