Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Clemens

betekenis & definitie

Clemens - naam van 14 pausen, en van 3 schismatieke pausen, o.a.: Clemens I, Heilige, Clemens Romanus*, — Clemens II (Suidger), paus, gekozen 24 Dec. 1046, overl. 9 Oct. 1047, was eerst bisschop van Bamberg en kanselier van keizer Hendrik III, die hem, na de afzetting van drie tegenpausen op de synode van Sutri, op den pauselijken stoel bevestigde; gaf op een synode te Rome strenge bepalingen uit tegen Simonie.— ClemensIll (Paolo Scolari), kardinaalbisschop van Praeneste, 19 Dec. 1187 tot paus gekozen, bewoog Barbarossa, Philippe Auguste en Richard Leewenhart tot den derden kruistocht, voerde de republikeinsch-gezinde Romeinen tot gehoorzaamheid aan den Paus terug; hij overl. 20 Maart 1191. — Clemens IV (Le Gros of Gui Foulquois), een Franschman, geb. te St. Gilles aan de Rhône, was eerst rechtsgeleerde en secretaris van Lodewijk den Heilige, trad na den dood zijner echtgenoote in den geestelijken stand, werd bisschop van Puy, aartsbisschop van Narbonne, kardinaal-bisschop van Sabina, werd, tijdens hij voor Urbanus IV een zending naar Engeland volbracht, te Perugia tot paus gekozen (5 Febr. 1265), keerde daarop naar Italië terug; hij was streng voor zich zelf en een vijand van nepotisme. Hij gaf Napels aan Karel van Anjou in leen; laatstgenoemde liet te Napels Koenradijn (den kleinzoon van keizer Koenraad en achterkleinzoon van keizer Friedrich II), den laatsten der Hohenstaufen, ter dood brengen, waartoe paus C., door eene woordspeling: Vita Conradini mors Caroli, mors Conradini vita Caroli (Koenradijn’s leven is Karel’s dood, Koenradijn’s dood is Karel’s leven) zou hebben aangespoord, waarvan de onwaarheid door verscheidene geschiedvorschers (Friedrich von Raumer, enz.) is aangetoond; ook de bewering, dat de paus van uit een naburig huis de terechtstelling zou hebben gadegeslagen, is onhistorisch gebleken, daar aangetoond is. dat C. zich in die dagen niet te Napels maar te Viterbo bevond; C. overl. 29 Nov. 1268 te Viterbo.

— Clemens V (Bertrand d’Agoust of de Got), paus gekozen 5 Juni, overl. 30 April 1314, werd geboren te Villandraut bij Bordeaux, was, toen hij tot paus werd gekozen, aartsbisschop van laatstgenoemde stad. Na zijn kroning te Lyon hield hij zich 4 jaar op in verschillende plaatsen van Zuid-Frankrijk, verlegde den zetel van het pausdom naar Avignon (1309), presideerde het concilie van Vienne (1311—1312), hief de orde der Tempeliers op (22 Maart 1312), en vaardigde eene verzameling kerkelijke wetten uit, bekend onder den naam Clementinae. Slechts met moeite wendde hij een veroordeeling van Paus Bonifacius VIII af, bevorderde aan universiteiten de Oostersche studiën, liet den Duitschen koning Hendrik VII te Rome tot keizer kronen, begunstigde zeer zijn verwanten en landgenooten.

— Clemens VI (Pierre Roger), paus gekozen 7 Mei 1342, overl. 6 Dec. 1352, geb. in Frankrijk (Limousin), trad in de orde der Benediktijnen, werd biscchop van Arra, resideerde als paus te Avignon, en vierde in 1350 het jubeljaar, dat hij van 100 op 50 jaar had gebracht; de belangrijkste gebeurtenissen onder zijn pontificaat waren de geschillen van den pauselijken stoel met koning Eduard III van Engeland, die inbreuk maakte op de rechten der kerk, de beeindiging van den strijd van koning Lodewijk van Beieren tegen de kerk; hij bracht den volkstribuun Cola di Rienzo te Rome ten val; hij was begaafd en welsprekend, weldadig, maar niet vrij van pronkzucht en nepotisme, kocht (1348) het graafschap Avignon aan en benoemde veel Franschen tot kardinaal. — Clemens VII (graaf Robert van Genève), tegenpaus, gaf aanleiding tot het groote Westersche schisma, door de pauskeuze van de tegen Urbanus VI (1378) rebelleerende kardinalen te aanvaarden; hij werd slechts in Frankrijk, Spanje, Denemarken en Noorwegen, en Schotland erkend en maakte zich door zijn geldafpersingen berucht;

hij was vóór zijn verkiezing aartsbisschop van Cambrai en overl. te Avignon, in 1394. — Clemes VII (Giulio dei Medici), paus, gekozen 18 Nov. 1523, overleed 25 Sept. 1534; was aartsbisschop van Florence, zocht met de hulp van Frankrijk de Spaansch-Oostenrijksche monarchie te ontbinden om Italië’s zelfstandigheid te verzekeren; onder hem werd Rome door Karel V ingenomen (Mei 1527, plundering van Rome) en scheidde koning Hendrik VIII van Engeland, tegen wien hij de ontbindbaarheid van het huwelijk handhaafde, zich van Rome af. Hij heeft groote verdiensten voor de missiën in overzeesche landen (in ’t bijzonder de oprichting van de hiërarchie in Amerika), bevorderde kunst en wetenschap; besluiteloos, niet tegen moeilijkheden opgewassen, meer vorst dan hoofd der Kerk. — Clemens VIII (Ippolito Aldobrandini), paus, geb. 1536 te Fano, gekozen 30 Jan., 1592, overl. 5 Maart 1606, schonk in 1595 Hendrik IV absolutie, beval in 1592 een tweede verbeterde uitgave van de Vulgata, naar hem Clementina geheeten, betoonde zich als vriend der wetenschap door benoeming van geleerden, zooals Bellarminus en Baronius, tot kardinaal; als bevorderaar van kunsten door schitterende versiering van kerken; in den tusschen Domicanen en Jezuïeten uitgebroken strijd over vrijheid en genade stelde hij in 1597 de Congregatio de auxiliis gratiae* in; vierde in 1600 onder groote deelname het Jubeljaar. — Clemens IX (Giulio Rospigliosi), paus, geb. in 1600 te Pistoja, was nuntius in Spanje, daarna kardinaalsecretaris van Alexander VII, werd 20 Juni 1667 gekozen, overl. 9 Dec. 1669; was vroom en bescheiden, milddadig, vrij van nepotisme, zocht de pauselijke financiën te regelen, steunde Venetië in den strijd tegen de Turken, bracht den vrede van Aken (1668) tot stand tusschen Spanje en Frankrijk. Omtrent den dusgenoemden vrede van Clemens IX en zijn verhouding tot de Jansenisten zegt „Geschiedvervalsching”: „Negentien prelaten zonden den 1en December 1667 ten gunste der vier bisschoppen (die van Alet, Beauvais, Angers en Pamiers, tegen welke door Alexander VII een canoniek proces was aanhangig gemaakt wegens het schrijven van herderlijke brieven, waarin zij de constititue van Alexander VII wel publiceerden, maar ook van de Jansenistische onderscheiding tusschen recht en feit, zie JANSENISTEN, gewag maakten) aan den nieuwen paus, Clemens IX, een schrijven, waarin zij er op wezen, dat de door deze laatsten uitgesproken meening, als zou de Kerk in haar oordeel over de menschelijke feiten niet onfeilbaar wezen, reeds vroeger door vele godgeleerden, o.a. door Bellarminus en Baronius, was verkondigd. In een brief, dien zij aan den koning (Lodewijk XIV) zonden, trokken zij nog openlijker voor hunne in staat van beschuldiging gestelde ambtgenooten partij. Het gevolg daarvan was, dat er namens de ministers des konings en sommige bisschoppen bij den pauselijken nuntius te Parijs stappen werden gedaan om paus Clemens te bewegen, het proces te doen staken en om de vier bisschoppen toe te staan, dat zij op eene nader te bepalen wijze aan den Apostolischen Stoel voldoening zouden geven. De vredelievende paus voldeed aan dit verzoek. Hij belastte den bisschop van Laon, den lateren kardinaal d’Estrée, met de regeling dier zaak. Op diens wensch werden hem nog de bisschoppen van Sens en Chalons als medehelpers toegevoegd.

Men kwam overeen, dat de vier aangeklaagden in alle oprechtheid en zonder voorbehoud met hunne geestelijkheid opnieuw ‘t formulier van Alexander VII (gevoegd bij den bul Apostolici regiminis en de veroordeeling van de stellingen in den door Jansenius bedoelden zin uitsprekende) zouden teekenen en daardoor aan den H. Stoel satisfactie geven, zonder dat van hen eene formeele herroeping der bewuste brieven zou worden geëischt. De vier bisschoppen zonden dan ook een eerbiedigen brief naar Rome, waarin zij hun leedwezen betuigden over de ontstane oneenigheden en de verklaring aflegden, dat zij thans, evenals hunne ambtsbroeders, met hun onderhoorige geestelijkheid in alle oprechtheid het formulier hadden onderteekend. Hetzelfde bericht ontving de paus vanwege den nuntius en degenen, die in het geding als bemiddelaars waren opgetreden. Maar anders klonk de taal, die de vier bisschoppen op de voor deze aangelegenheid belegde diocesaan-synode voerden. Daar toch werd door hen mondeling verklaard, dat zij bleven vasthouden aan de onderscheiding tusschen recht en feit en aan hun gevoelen, dat ten opzichte van dit laatste een gehoorzaam stilzwijgen voldoende was. Sommige der tot bemiddelaars benoemde prelaten waren gestorven; en de overblijvenden hadden zich tot eene onverstandige toegevendheid laten overhalen. Zoodra de paus den brief der vier bisschoppen benevens een schrijven van den minister Lyonne, gedateerd van den 24en Sept. 1668, door tusschenkomst van den nuntius Bargellini ontvangen had, haastte hij zich een breve aan den koning te richten, om zijne vreugde over ’t gelukkig einde van ’t geschil te kennen te geven en mededeeling te doen van zijn besluit, op grond dezer officieele verklaringen aan de aangeklaagde bisschoppen volledige vergiffenis te schenken. Van zijn kant zond nu ook de koning een brief aan de vier bisschoppen, om er zijne tevredenheid over te betuigen, dat hun geschil met den H. Stoel thans uit den weg weg geruimd.

Ook Arnauld en de nonnen van Port-Royal hadden het voorbeeld der bisschoppen met hunne geestelijkheid gevolgd en het formulier onderteekend. De groote banierdrager van het Jansenisme, Arnauld, verliet thans de schuilplaats, waarin hij zich geruimen tijd verborgen had gehouden, en werd bij den nuntius en aan het hof met veel eerbewijzing ontvangen. De Jansenisten bliezen victorie, dat de zaak zoo te hunnen gunste was geschikt. Eene oprechte onderteekening noemden zij eene zoodanige als met hunne innerlijke gevoelens overeenstemde. Intusschen waren er te Rome particuliere brieven ingekomen, die meldden, dat de onderwerping der vier bisschoppen niet oprecht was en dat deze hunne restricties bleven handhaven. Die inlichtingen had de paus ontvangen, nog vóórdat de verzoeningsbreve aan de betrokken bisschoppen verzonden was. Maar de brief aan den koning had zijne bestemming reeds bereikt, en dientengevolge achtte men den vrede reeds zoo goed als gesloten. Daarbij kwam, dat er nieuwe brieven van de officieele bemiddelaars ontvangen werden, waarin dezen staande hielden, dat de onderwerping oprecht gemeend was.

Na vele beraadslagingen gaf nu de commissie van kardinalen, met deze aangelegenheid belast, als haar meening te kennen, dat de hervatting van het onderzoek de grootste moeilijkheden na zich zou slepen, en dat men dus op grond van de mededeeling, ambtshalve door de bemiddelaars aan den H. Stoel gedaan, op den brief der bisschoppen, waarin een oprechte onderwerping betuigd werd, moest afgaan en de verzoeningsbreve aan de vier bisschoppen verzenden. Aldus werd dan ook besloten. Maar de paus liet toch niet na in zijn schrijven er een bijzonderen nadruk op te leggen, dat zij hem gemeld hadden, zonder voorbehoud het formulier van Alexander VII geteekend te hebben: voorts dat hij de constituties zijner voorgangers in haar geheelen omvang handhaafde en geen exceptie zou dulden. De Jansenisten echter sloegen op dit laatste al heel weinig acht, en toen kort daarna den 9n December 1669 Clemens IX stierf, strooiden zij den leugen uit, dat de overleden paus ten aanzien van het feit genoegen had genomen met een gehoorzaam zwijgen. Hunne zaak had dus getriomfeerd meenden zij, en de dusgenaamde vrede van paus Clemens (Pax Clementina) werd ijverig gebruikt, om hun sectarisch streven te bedekken. — Clemens XI (Giovanni Francesco Albani), paus, geb. te Urbino 1649, gekozen 23 Nov. 1700, overl. 19 Maart 1721, vaardigde tegen de Jansenisten de bullen Vineam Domini (1705) en Unigenitus (1713) uit, ondersteunde de Fransche partij in Spanje, erkende in 1709 den Oostenrijkschen pretendent Karel III, liet 1704 den Jansenistisch gezinden Vicarius-Apostolicus Petrus Codde afzetten; hij was geleerd en ijverig, zocht de tucht te verbeteren, zorgde voor kunst en wetenschap. — Clemens XII (Lorenzo Corsini), paus, geb. te Rome, 1652, gekozen 12 Juli 1730, overl. 8 Febr. 1740, verhief handel en industrie; verfraaide de stad Rome door monumentale bouwwerken, begunstigde haar wetenschappelijke intstellingen, verwierf zich verdiensten voor buitenlandsche missiën (de patriarch van Alexandriëe en 10.000 Kopten keerden tot de Kerk terug), liet de Maronieten een synode houden, zond Capucynen als missionarissen naar Thibet, stichtte in Calabrië college’s voor de geunieerde Grieken, in Napels een college voor Indische missionarissen; om de Protestanten in Saksen te winnen, verzekerde hij hun (1732) het ongestoord bezit van de geseculariseerde Kerkelijke goederen; excommuniceerde in 1753 den Jansenistischen aartsbisschop van Utrecht van der Croon; door de Constitutie Apostolatus officium (1732) gaf hij bepalingen over het conclaaf. — Clemens XIII (Carlo Rezzonico), paus, geb. te Venetië 1693, gekozen 6 Juli 1758, overl. 2 Febr. 1769, beschermde de uit Portugal en Frankrijk verdreven Jezuïeten, en vaardigde omtrent de orde der Jezuïeten den bul Apostolicum pascendi munus (1765) uit, geacht om zijn deugd en wetenschap. — Clemens XIV (Giovanni Ganganelli), paus, geb. 31 Oct. 1705 te Sant Arcangelo bij Rimini, was eenigen tijd consultor der inquisitie, werd in 1759 kardinaal, en op 29 Mei 1769, na een conclave van drie maanden, tot paus gekozen; hij overl. 22 Sept. 1774; zijn ijver voor wetenschap en kunst betuigt het museum van het Vaticaan; in 1771 keerde de Nestoriaansche Patriarch Marcus Simeon met 6 suffraganen tot de Kath. Kerk terug; dat de Jezuïeten hem vergiftigd hebben, is een fabel; omtrent dezen paus en zijn opheffing van de Jezuïetenorde zegt „Geschiedvervalsching,” op grond van de historische bescheiden van Le Bret,Theiner, Chrétineau-Joly enz.: „Clemens XIV was een man van een zeer zacht en beminnelijk karakter, maar tevens vreesachtig en somtijds zwak.

Door concessie op concessie zocht hij, gelijk dit strookte met zijn gemoedsaard, den vrede te bewaren en het drijven der Bourbonsche hoven tegen te houden. Maar het mocht niet baten: dag op dag werd de aandrang om de geheele vernietiging der Societeit herhaald, terwijl men nu eens schoone voorspiegelingen deed en dan weder grove bedreigingen te baat nam. Na vier jaren worstelens gaf de paus eindelijk toe en schikte zich in hetgeen hij onvermijdelijk achtte. In den nacht van 21 Juli 1773 teekende hij de breve der opheffing: Dominus ac Redemptor.” — „Gemelde breve” (zegt W. van Nieuwenhoff, Jozef Maria Pignatelli, Leiden 1889, pag. 136) „veroordeelt noch de orde der Jezuïeten noch hare leden, maar ontbindt ze van hunne geloften om des vredes wille, dewijl (zegt de breve zelf) het doel, dat wij ons voorstellen en trachten te bereiken, is te waken voor het heil der Kerk en de rust der volkeren en tevens hulp en troost te verschaffen aan de leden dier Societeit, die wij als bijzondere personen hartelijk liefhebben in den Heer. Wij ontbinden hen, opdat zij voortaan bevrijd van alle tegenkantingen, aanvechtingen en versmaadheden, aan welke zij tot heden ten prooi waren, met te meerder vrucht in des Heeren wijngaard kunnen arbeiden aan het heil der zielen.”

< >