Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Chloorwaterstof

betekenis & definitie

Chloorwaterstofzuur, zoutzuur, geest van zout, zijn de namen waaronder de verbinding van waterstof en chloor, HCl, en de oplossing in water daarvan bekend zijn. Deze stof, reeds aan de Ouden bekend, wordt het eerst (in water opgelost) door Basilius Valentinus onder den naam spiritus salis vermeld, in 1772 door Priestly als gas opgevangen en beschreven, terwijl de samenstelling uit waterstof en chloor in 1810 door Davy is bewezen. Behalve in de vulkanische dampen, waar het zoutzuur tot 2 a 3 % aanwezig is en vandaar in wateren en bronnen in vulkanische streken tot 1.21 gr. per L., komt het ook in verdunden toestand in het maagsap voor, waar het bij de spijsvertering een belangrijke rol speelt. Men bereidt het in hoofdzaak naar het voorbeeld van Glauber (1648) door inwerking van keukenzout op zwavelzuur: 2NaCl + H2SO4—>Na2S04 + 2HCl, waarbij het gasvormige zoutzuur ontwijkt en in water wordt opgevangen.

Dit proces wordt in het groot uitgevoerd, waar het natriumsulfaat oorspronkelijk steeds hoofdproduct was, hetzij als zoodanig hetzij als grondstof van de Leblanc-soda-bereiding. Men liet zelfs de C.houdende gassen in den schoorsteen ontsnappen en alleen de klachten en daarop gevolgde wettelijke maatregelen (België 1855, Engeland Alkali-act 1863) brachten de fabrikanten er toe het zoutzuur in water op te vangen, en zoo in de rivieren af te voeren. Eerst langzamerhand leerde men, door te zorgen voor C.-rijke gassen en systematische condensatie in tegenstroomprincipe, sterk zoutzuur te bereiden en voor dit afvalproduct, dat slechts een lagen prijs behoefde op te brengen, een afzetgebied te vinden. Langzamerhand is echter het verbruik van zoutzuur en daarmede de prijs gestegen, zoodat het bij de Leblanc-sodabereiding een belangrijken factor in de rentabiliteitsberekening uitmaakt. C. is een kleurloos gas, dat stekend riekt en zuur smaakt. Vloeibaar gemaakt kookt het bij —83°. De kleurlooze vloeistof, die bij haar kookpunt een s.g. 1.18 bezit, stolt bij afkoeling tot witte kristallen, die bij —118° smelten. De kritische grootheden bedragen 51.8° en 83.6 atm.

C. lost uiterst gemakkelijk in water op. In 1 L. water lossen bij 0° 500 L. op, bij 20° 440 L. Bij hoogere temperatuur neemt de oplosbaarheid af, doch het gas kan niet worden uitgekookt, daar bij 110° een ongeveer 20 % oplossing bij constant kookpunt overdestilleert. Geconcentreerde oplossingen nevelen aan de lucht (rookend zoutzuur). De oplossing, in zuiveren toestand kleurloos, bij het technische product door ijzerverbindingen geel gekleurd, reageert sterk zuur, daar de C. sterk in H en Cl-ionen gesplitst is. Zij vormt met hydroxyden en oxyden zouten, de chloriden. Zink, ijzer, magnesium lost zij onder waterstofontwikkeling in de koude, tin in de warmte op. Peroxyden, sulfiden, nitriden, phosphiden, carbiden worden meest ontleed, carbonaten en phosphaten in oplossing gebracht, alles onder vorming der overeenkomstige chloriden. In andere oplosmiddelen dan water lost C. ook veelvuldig op, vooral in zuurstof bevattende, zooals b.v. ether, waarbij weinig stabiele verbindingen ontstaan.

Zoutzuur wordt als gas gebruikt als grondstof voor de chloorindustrie en in beperkte mate in de organische synthese (est rs, kleurstoffen). In oplossing dient het als oplosmiddel, voor het bereiden van chloriden b.v. salmiak, bij de lijmfabricage om de phosphaten te verwijderen, bij het verzinken om de metalen blank te bijten, bij het extraheeren van ertsen, in de ververij. Een oplossing van ± 25% s.g. 1.12 is officineel evenals een half zoo sterke oplossing.

< >