Canterbury - 1) stad en parlementsborough in het Engelsche graafschap Kent, 25.000 inw., tegenwoordig een rustig landstadje, gelegen in het schilderachtige dal van de Stowe, maar als zetel van den Lord-Primaat van Engeland, den aartsbisschop van C., geestelijke hoofdstad van Engeland. De aartsbisschop resideert echter meestal in Lambethpalace te Southwark (Londen). De stad heeft een ouderwetsch voorkomen met nauwe straten en vele oude huizen, een prachtige Romaansche kathedraal met krypt en talrijke andere kerken, een Missionary-College met bibliotheek; museum, enz. Zij is een handelsplaats voor de landbouwproducten uit de omgeving (koren, hop en wol); zij heeft een koren- en hopbeurs.
C. is het Romeinsche Durovernum, waarvan nog talrijke overblijfsels in de omgeving gevonden worden; werd daarna zetel van de Angelsaksische koningen van Kent. De apostel der Angelsaksers, St.Augustinus (overl. 604), stichtte hier een klooster (het tegenwoordige Missionary-College); in 1170 kreeg het aartsbisdom van C. het primaat. Bekende aartsbisschoppen waren b.v. Becket, Anselmus, Stephan Langton, Cranmer, Laud e. a.
2) plaats in den staat New-Brunswick, Z.-O.-Canada; 500 inw.; zalmvisscherij.