Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Calciet

betekenis & definitie

Calciet - of kalkspaat, CaC03, een der meest verbreide mineralen. Hexagonaal, ditrigonaal skalenoëdrische klasse, vertoont groote verscheidenheid van kristallen, platte en prismatische van papierdunne tot naaldvormige toe, rhomboëdrische, skalenoëdrische. Duizenden van enkelvoudige vormen zijn reeds bekend, meer dan van eenig ander mineraal, en steeds worden nog nieuwe aan de lijst toegevoegd, Behalve in vrij ontwikkelde kristallen ook in vezelige, korrelige en dichte agregaten en aardachtig.

Uitmuntende splijting volgens de primaire rhomboëder. Kleurloos of licht gekleurd, grijs, geel, rood, blauw, groen, violet, rosé; volkomen doorzichtig tot doorschijnend; in onzuiveren toestand somtijds door insluitsels bruin tot zwart, ondoorschijnend. Sterk dubbelbrekend, zoodanig dat reeds bij beschouwing van een punt of een figuur door een splijtstuk van calciet van slechts enkele millimeters dikte een dubbel beeld wordt waargenomen (vandaar de Duitsche naam Doppelspat).

Om deze eigenschap gebruikt in polarisatie-instrumenten in den vorm van nicols* en plaatjes. Daarvoor is alleen de volkomen zuivere, waterheldere variëteit bruikbaar, welke uitsluitend in Ijsland gewonnen wordt, uit gangen en holten in basalt. De productie is zoo gering, dat gegronde vrees bestaat voor een tekort.

Op tal van ertsgangen komt calciet voor als begeleidend mineraal; vele gangen worden ook door calciet alleen gevuld, hetzij als korrelig aggregaat, hetzij in goede kristallen. Daar koolzure kalk in koolzuurhoudend water oplosbaar is, echter onoplosbaar wordt zoodra het koolzuur ontwijkt, is calciet gemakkelijk verplaatsbaar. Wij zien het in den vorm van stalaktieten en stalagmieten aan de zoldering, de wanden en den vloer der kalkgrotten*, onder bruggen, enz. Stalaktieten van grooter afmetingen leveren het materiaal voor wat als Oostersche albast*, onyx-marmer*, mexican onyx of gibraltarsteen* bekend is. Calciet scheidt zich af in sommige waterleidingen en uit tal van bronwateren als kalksinter in compacten, als kalktuf of travertijn in lossen, poreusen vorm. Deze laatste afzettingen vormen reeds den overgang naar den eigenlijken kalksteen*, die, in groote verscheidenheid ontwikkeld, tot de meest verbreide gesteenten van de aardkorst behoort. Kalksteen en marmer* bestaan, afgezien van de verontreinigingen, geheel, mergels* bestaan voor een groot gedeelte uit calciet; krijt* is nu eens rijker dan weer armer aan verontreinigingen, maar bestaat toch ook steeds voor een groot gedeelte uit aardachtigen calciet.

< >