Bleeker

betekenis & definitie

Bleeker (L. H. K.), Ned. godgeleerde, geb. 1868 te Fijnaart in Noord-Brab., stud. te Groningen en promov. 1894 op een proefschrift, getiteld: Jeremia’s profetiën tegen de volkeren, was daarop 1894— 1904 predikant te Nederhemert en 1904—1907 te Uithuizen; in 1907 werd hij benoemd tot hoogl. in de geschiedenis van den Israël, godsdienst, de Israël. letterkunde en de uitlegging van het Oude Testament , aan de hoogeschool te Groningen, in de plaats van prof. G. Wildeboer, zijn leermeester. B. schreef opstellen in „Theologische Studiën”, van welk tijdschrift hij vast medewerker is, verder recensies over theolog. werken in de „Kerkelijke Courant”.