Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bijvoegelijk

betekenis & definitie

Bijvoegelijk - of attributief heeten in de taalk. bepalingen, die in den zin met een zelfst. naamw. (of een ander substantivisch gebruikt woord) een groep vormen. Als zoodanig kunnen voorkomen:

1) een subst., en wel o. als eenvoudige bijvoeging, zonder (afzonderlijk) verbindingsmiddel, de bij stelling; b. een subst. in den genitief, b.v. vaders lieveling, amor patriae, der Ruhm des Dichters;
c. een subst. met voorzetsel, b. v. de kwalen van den ouderdom, Ciceronis epistula ad Atticum, das Mädchen aus der Fremde; d. een subst. met een bezitt. voornw., b. v. Piet z’n hoed, die vrouw er dochter;
2) een adjectief of als adj. gebruikt voornw., waarbij, wat den vorm betreft,in de flectee rende talen steeds congruentie is, b.v. de langdu rige oorlog, ons leger, Roma aetema, amicus meus, mein armes Kind;
3) een telwoord, b.v. tien gulden mille passus, zwanzig Jahre ;
4) een bijwoord of een bijwoord met voorzetsel, b.v. de kamer achter, onze afspraak voor vanavond...dat verwijst naar het Griekse woord voor onze afspraak voor vanavond. De plaats van de attrib. bep. kan vóór of achter het subst.zijn, zooals uit de vbb. kan blijken. In de verschill talen zijn daaromtrent verschill, vaste regels ontstaan, zoodat er weinig in ’t algemeen van te zeggenis. In de meeste talen gaat het tot lidw. geworden demonstrat. pronom. aan het subst. vooraf, hier staat het Griekse woord voor man Ndl. de man, Fr. la patrie, enz. Daaren tegen volgt het in de Skandinav. talen, b.v. Deensch bogen (het boek), skibet (het schip); niet echter, wanneer een adj. vóór het subst. staat, b.v. den store hest (het groote paard), det smukke skib (het mooie schip).

In ’t Lat. volgt het pron. poss. steeds op het subst., evenals in het Gotisch, b. v. Lat. pater meus, Got. wilja meins (mijn wil). — Verschillende verschijnselen maken het zeker, dat in de Oudgerm. talen de voorafgaande bep. steeds den hoofdklemtoon droeg; uit de allitereerende poëzie blijkt b.v. de accentuatie hélag word, gódes engil (Oudsaks. Hëliand), terwijl de hedendaagsche taal nog vele sporen ervan vertoont, b.v. in het Ndl. de klemtoon van middag, middernacht, Hd. Weihnachten, Eng. midsummer, ook de telw. als vijftig, fünfzig, fifty (Got. fimf tigjus). In andere Indogerm. talen kunnen woordenals QT.AIÓOHOVQOI, Lat. decemviri, enz. 'op hetzelfde 'accentuatie-gebruik wijzen.