Beham (barthel) - geb. te Neurenberg 1502, gest. in Italië 1540. Duitsch plaatsnijder en schilder, met zijn ouderen broeder Hans Sebald B. behoorende tot de groep der z.g. „Kleinmeister”, een reeks van teekenaars, graveurs en schilders, die na A. Dürer in Duitschland optraden en waaronder naast deze beide broeders, die er de voornaamste plaats onder innemen, nog zijn te noemen: Georg Pencz, Heinrieh Aldegrever, Albr. Altorfer, Augustin Hirsch vogel, Hans Sebald Lautensack, Jacob Binck, Melchior Lorch, Virgil Solis en B. Jenichen. Zij dan ken hunnen naam „Kleinmeister” niet aan de quali teit van hun werk, maar voornamelijk aan het over ’t algemeen klein formaat van de door hen gegra veerde prentjes.
B. B. leefde tot 1525 te Neurenberg, uit welke stad hij met zijn broeder Sebald en Georg Pencz, wegens te vrije denkbeelden op staatkundig en religieus gebied, werd verbannen. In dienst van den Hertog Wilhelm IV van Beieren vestigde hij zich daarop als hofschilder te München. Neudörfer ver meldt in zijn Nachrichten, dat dezelfde Hertog Wil helm B. B. „von Erfahrenheit und Kunstwegen” naar Italië heeft gezonden, waar B. stierf. Als schil der heeft hij voornamelijk veel portretten gemaakt (reeds van 1527 zijn er twee portretten bekend). In 1530 schilderde hij ook Karel V en diens broeder Ferdinand (slechts in reproducties in gravures be waard gebleven). Alleen in het museum te Schleiss hein zijn 17 portretten van zijn hand (tusschen 1530 en 1538 gedateerd). Boven het middelmatig peil verheffen zich slechts de portretten van den Paltz graaf Otto Heinrich te Augsburg en dat van Joh. Eek. De Pinakotheek te München bezit een stuk van het kruiswonder van de keizerin Helena, dat met zijn vollen naam is gemerkt.
Vele van de hem vroe ger toegeschreven schilderijen zijn echter gebleken door een anderen meester, den z.g. Meister von Mess kirch, te zijn vervaardigd. Een lijst van zijn werken in verschillende steden geeft Thieme-Becker’s Künst lerlexikon. B. B. was echter in de eerste plaats plaat snijder en slechts op dit gebied kan men zijn ont wikkeling voldoende omschrijven. Er zijn, na zuive ring van het oeuvre, 92 prenten van hem bekend. Hij schijnt de leerling van zijn broeder geweest te zijn. Zijn eerste gegraveerde werken dragen den datum 1520. Een kopiist van A. Dürer is B. B. nooit ge weest; wel heeft hij diens invloed eenigszins onder gaan. B. B. was een zeer vaardig teekenaar, wiens stijl tegenover dien van Dürer steeds iets lenigs en soepels heeft; hij luistert gaarne zijn werk door klei ne genre-achtige motieven (b.v. kinderfiguurtjes) en ornament op. In de latere prenten vindt men ook veel onderwerpen uit den gedachtenkring der hu manisten verwerkt.
Zijn bekende friescomposities van strijdende, naakte mannen, de door hem voor den achtergrond gebruikte gebouwen geven reeds voldoende aan, dat hij den invloed der Italiaansche renaissance heeft ondergaan. Voor de popularisee ring dezer kunst heeft B. B. en hebben de Klein meister over ’t algemeen zeer veel gedaan. Zij hebben het Italiaansche ornament overal ingang doen vin den en hunne werken dienden voor vele takken van kunst als model. We herinneren hier aan het be kende in eikenhout gesneden schoorsteenfries in het museum te Dordrecht, dat naar een der prenten van B. B. is gevolgd. Hij merkte gewoonlijk met een monogram, samengesteld uit B. en P. vóór 1630, uit B. en B. na 1630.
De litteratuur, behalve de be kende boeken over graveerwerk van Heinecken (Dict.) Bartsch: Peintre Graveur, Nagier, Passavant, geeft Thieme-Becker’s Künstlerlexikon; monogra phie van G. Pauli: B. Beham in s. künstler. Ent wickelung, Mitt. der Gesellschaft für vervielfältigen de Künste 1905. Zie ook H. Wolfg. Singer: Die Kleinmeister, in Velhagen-Klasings Künstler-mo nographien.