Balije

betekenis & definitie

Balije, de vroegere provinciën, en ook wel de onderdeelen daarvan, van het grondgebied der Tempelheeren en van dat der ridders der Duitsche orde. Hier te lande bestaat thans nog de Duitsche orde B. van Utrecht, onderdeel van de in 1191 gestichte Teutonische orde. Zij werd opgeheven in 1811, maar bij de wet van 8 Aug. 1815, Stb. 43, hersteld. Haar oorspronkelijk doel, van gemengd geestelijken en ridderlijken aard, is in den loop der tijden op den achtergrond getreden; zij is thans voornamelijk een adelsvereeniging, welke o.a. door ondersteuning harer leden, tracht den adelstand hoog te houden. In den regel worden de adspiranten zeer jong als expectanten in de orde ingeschreven, ten einde op hun beurt in het kapittel te worden geadmitteerd. Deze admissie geschiedt niet dan nadat gebleken is, dat alle vereischten aanwezig zijn; hieronder behoort in de eerste plaats het bezit van vier stamdeelen van ouden riddermatigen huize, of ten minste van tweehonderdjarigen adeldom. De leden genieten uit de bezittingen der orde een jaarlijksch inkomen. De Edel-expectanten zijn bij hunne inschrijving niet gehouden tot het doen van preuves. Verlangen zij echter gerechtigd te worden tot het dragen van het kleine kruis der orde, vastgesteld bij ordensresolutie van 8 September 1827 en bekrachtigd bij koninklijke beschikking van 20 Dec. 1827, n°. 131, dan moeten zij vooraf aan de vereischten ter admissie voldoen en, evenals alle waardigheidsbekleeders der orde, de Koninklijke bekrachtiging (agreatie) op hunne toelating inwachten. Dan voeren zij, ingevolge Konink. Besl. van 22 Juni 1860, no. 62, den titel van Ridder-expectant. Het kapittel bestaat uit den Landcommandeur, den Coadjutor, tegelijk Commandeur, met negen andere commandeurs, en twee Jonkheeren, die sedert het bovenvermeld koninklijk besluit Kapittel-ridders worden genoemd. Deze laatsten hebben geen beslissende stem.