Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Duitsche orde

betekenis & definitie

Duitsche orde - (ridders van het Maria-hospitaal der Duitschers te Jerusalem), was ontstaan uit een broederschap ter ziekenverpleging, die Hamburgsche en Bremer kooplui bij het beleg van Akkon, tijdens den 3en kruistocht hadden opgericht. Toen de stad genomen was, 1191, is het hospitaal daarbinnen blijvend gevestigd, eenigermate als voortzetting van het Duitsche Johanniterfiliaal te Jerusalem, dat 1187 door Saladins triomf was te gronde gegaan. In 1198 werd de broederschap vervormd in een geestelijke ridderorde, die, in nauwe aansluiting bij de oudere Johanniters en Tempelieren, zich wijdde aan ziekenverpleging en strijd tegen de ongeloovigen. Vandaar de „dienende broeders” naast de ridders.

Voor het Heilige Land kwam de orde echter te laat. Onder den tweeden grootmeester telde zij nauwelijks tien ridders. Maar, beperkt als zij was tot onderdanen van het Duitsche Rijk, zou zij, overgeplant naar den geboortegrond, voor de verduitsching van de Pruisische landstreken allerbelangrijkst werk verrichten. — Onder den nog steeds te Akkon zetelenden, vierden grootmeester, Herman van Salza, 1211—1239, veranderde de werkkring der orde geheel. De ridders met de witte mantels en het zwarte kruis werden de grenstroepen van het Duitsche Rijk. Ten verzoeke van koning Andreas II van Hongarije kwamen zij in 1211 Zevenburgen verdedigen tegen de Kumanen-invallen en toen zij in 1225 dit land weer verlieten bleef er een door hen gevestigde D. kolonistenbevolking, die er zich de eeuwen door heeft gehandhaafd. Juist om die verduitsching kregen zij van koning Andreas hun congé. In Polen vonden zij onmiddellijk een nieuwen werkkring. Hier werden zij te hulp geroepen tegen de vruchteloos gekerstende Pruisen, die zich nu allerlei invallen veroorloofden.

In het jaar 1229 stichtte het eerste zevental ridders Thorn; in 1230 verscheen Herman Balke, magister Prussiae; Kulm werd genomen en het Maagdeburger stadrecht van Kulm werd moederrecht van heel wat burcht-steden daar in het Oosten. Reeds in 1237 was met de stichting van Elbing de zee bereikt. En toen, twee jaar later, groot- en landmeester beiden stierven, was reeds heel het Westelijk deel van het oude Pruisenland voor de Duitsche kolonisatie ontsloten. In 1254 werd, Ottokar II van Bohemen ter eere?, Koningsbergen gesticht; 1283 was geheel Pruisen onderworpen. En meer dan dat! Want de Zwaardbroeders, sedert 1199 in Lijfland ter kruistocht, werden 1237 dermate door de Letten verslagen, dat zij zich met de Duitsche Orde verbonden, om in haar op te gaan. Zoo was ook Lijfland Ordegebied geworden. Het zwaartepunt van de gemeenschap der hospitaalridders was van de Middellandsche naar de Oostzee verplaatst. Daarheen volgde ook de grootmeester, toen 1291 Akkon gevallen en Cyprus en Venetië slechts een tijdelijke residentie hadden opgeleverd; 1309 werd de prachtige Marienburg bij Dantzig zetel van den grootmeester. — Gedurende de 14e eeuw slaagde de orde erin haar bezit te bevestigen en uit te breiden.

Polen erkende 1343 Pruisen en Lijfland als orde-gebied (vrede van Kalisch); het voormalige Deensche Estland werd 1346 gekocht. Steeds schreed de kolonisatie verder. In het begin der 15e eeuw telde Pruisen 93 Duitsche steden en 1400 Duitsche dorpen. — Maar inmiddels vormde zich in het Zuiden de groote bedreiging voor den nieuwen staat. Litauen had zich gaandeweg geconsolideerd en in 1386 werd Jagello van Litauen tevens koning van Polen. Van nu af aan wast de Poolsche invloed. Na wat geruzie over een grensvesting wordt de macht der D. O. bij Tannenberg voor goed gefnuikt. In 1466 wordt bij den vrede van Thorn, dank zij voortdurende inwendige troebelen, heel het gebied Poolsch leen, terwijl Dantzig en Kulm aan Polen kwamen. Na een roemloos voortvegeteeren werd het Pruisische gebied (zetel der orde: Koningsbergen) door den grootmeester Albrecht van Brandenburg met Poolsche toestemming tot een „wereldlijk leen” geseculariseerd.

Albrecht, Hervormd geworden, huwde. 1618 vererfde het hertogdom Pruisen aan Brandenburg. — De Lijflandsche bezittingen, onder hun landmeester tot zelfstandigheid gekomen, eveneens door de Hervorming en het Russische grensland verzwakt, spatten 1561 uiteen. Een zelfstandig hertogdom Koerland mocht er voor den laatsten landmeester Gotthard Kettler op overschieten. — Bestaan bleef de Hoch- of Deutschmeister en onder hem de 12 balijen. Mergentheim in de balij Franken was de zetel der orde. In 1637 scheidde de balije van Utrecht (zie BALYE) zich af. Zij bestaat nog steeds. In 1809 dekreteerde Napoleon van Regensburg uit de opheffing der orde; hare bezittingen werden toegekend aan de vorsten in wier gebied zij lagen. Alleen in Oostenrijk werd de orde opnieuw ingesteld, door Frans I in 1834, en kreeg hier 28 Juni 1840 nieuwe statuten; sinds staan Oostenrijksehe aartshertogen aan het hoofd der orde; zij onderhoudt twee hospitalen (te Troppau en te Freudenthal); zij bestaat thans uit de balijen Oostenrijk en Tirol. Het ordeteeken is voor alle klassen een zwartgeëmailleerd gouden kruis met zilveren rand, dat aan een breed, zwartzijden lint aan den hals gedragen wordt.