Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Apollināris

betekenis & definitie

Apollināris - uit Alexandrië, grammaticus en presbijter te Laodicēa in Syrië in de 4de eeuw n. C. Hij bracht de geschiedboeken van het Oude Testament over in hexameters en vormde daaruit tragedies, comedies en hymnen naar het voorbeeld van Euripides, Menander en Pindarus, zulks om de Christenen een vergoeding te schenken voor het gemis der classieken, waarvan de lectuur hun door keizer Julianus was verboden. Na diens dood, toen de liefde voor de Grieksche auteurs weer bovenkwam, verdwenen zijne werken, waarvan ons slechts een Methaphrasis Psalmorum is bewaard gebleven. Hij was zeer bevriend met Athanasius, verdediger van het Christendom tegen den heidenschen wijsgeer Porphurius, bekwaam bestrijder van het Manicheïsme en het Arianisme. Terwijl hij tegenover dit laatste trachtte zelfstandig eene oplossing te geven van het christologisch probleem, verviel hij in een ander uiterste en kwam zoo tot de naar hem genoemde dwaalleer (Apolinarisme), die door de kerk veroordeeld is.

Hij leerde namelijk op grond der wijsgeerige trichotomie, volgens welke de mensch bestaat uit lichaam, ziel en geest, dat bij Christus de goddelijke Logos de plaats van den menschelijken geest had ingenomen. Hij kwam hiertoe, omdat hij het volkomen God-zijn en het volkomen mensch-zijn onvereenigbaar achtte, want als volkomen mensch zou Christus ook onder de macht der zonde moeten staan en alzoo onbekwaam zijn geweest om de verlossing van de zonde te weeg te brengen. Zoo kwam hij tot de loochening van de waarachtige en volkomen menschheid van Christus. Deze leer van Apollinaris werd uitdrukkelijk veroordeeld door het tweede oecumenisch Concilie te Constantinopel in 381, dat dus, terwijl het tegenover Arius nogmaals de waarachtige godheid van Christus leerde, diens waarachtige menschheid handhaafde tegenover Apollinaris. Intusschen had A. reeds vroeger (375) ten gevolge van den tegen hem gerichten strijd de kerk verlaten en met zijn aanhang een eigene gemeente gesticht te Antiochië, welke zich over Syrië en naburige landen uitbreidde. Hij stierf in 390. Vóór en na zijn dood werden zijn aanhangers door keizerlijke decreten vervolgd, zoodat zij gaandeweg tot de Katholieke Kerk terugkeerden of zich aansloten bij de kettersche Monophysieten.

< >