v./m. (g. mv.),
1. leedwezen, berouw, verdriet over iets dat men meent ten onrechte gedaan te hebben; ook door het gevoel iets verzuimd te hebben: daar zul je geen — van hebben, het is goed, voordelig om dat te doen, te kopen enz.; (iets zwakker dan) berouw: — van iets hebben;
2. wrok, wrevel;
3. ten, in — van, in weerwil van.