[→Cornelis Jansenius], o., een 17eeeuwse Zuidned.-Franse hervormingsbeweging in de Rooms-Katholieke Kerk.
(e) De strijd van het jansenisme was in wezen de oude strijd over de genade en de vrije wil. Toen in 1640 de Augustinus van Jansenius te Leuven verscheen, beijverden de jezuïeten zich het onder de censuur te brengen, wat reeds in 1641 gebeurde. Dit had echter weinig effect, want in Frankrijk gold in deze alleen de uitspraak van de Sorbonne. De jezuïeten wisten te bewerken, dat paus Urbanus VIII een bul (In Eminenti) tegen Jansenius werk uitvaardigde, om zo te beletten dat de Sorbonne het kon aannemen of goedkeuren. Dit bewoog Antoine →Arnauld, doctor van de Sorbonne, tot zijn vertogen tegen de bul (Lettre d un duc et pair; Apologie de Jansenius). Middelpunt van het jansenisme in Frankrijk werd het cisterciënzerinnenklooster →Port-Royal, waar Angélique Arnauld abdis was en Saint-Cyran geestelijk leider.
Hoofdpersoon was echter Antoine Arnauld. De jezuïeten bewerkten dat Arnauld van de doctorenlijst van de Sorbonne werd geschrapt. Blaise Pascal schreef toen zijn beroemde Lettres d un provincial (1656), waarin vooral de zedenleer van de jezuïeten aan de kaak werd gesteld. Dit boek won veel aanhang voor het jansenisme . In 1713 werd opnieuw een werk uit de kring van Port-Royal veroordeeld, ditmaal van Pasquier Quesnel, Réflexions morales sur les évangïles, door paus Clemens XI in de bul Unigenitus. De Franse Kerk werd daardoor in twee partijen verdeeld: acceptants en appellants. Allengs verzwakte het élan van de jansenisten ten gevolge van verbanning en vervolging.
De laatste generatie verviel in kwezelarij, terwijl de voornaamste leiders een schuilplaats zochten in de Nederlanden, in de Oud-Katholieke Kerk, die sinds de schorsing van haar aartsbisschop Petrus Codde (1702) ook met Rome begon te breken, en waarvan de aanhangers om die relatie met PortRoyal ten onrechte wel jansenisten worden genoemd. In de Zuidelijke Nederlanden had het jansenisme sterke aanhang onder de geestelijkheid. De beroemde canonist Z.van Espen was de grote verdediger. In de 18e eeuw voerden de aartsbisschoppen van Mechelen een hardnekkige strijd tegen het jansenisme.
LITT. J.Orcibal, Les origines du jansénisme (3 dln. 1948); L.Ceyssens, La première bulle contre Jansénius (1961); J.Tans en M.Kote, Le jansénisme (1966).