Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

inval

betekenis & definitie

m. (-len),

1. het invallen, storten in; (natuurkunde) hoek van -, hoek tussen de loodlijn op een vlak en een straal die dit vlak treft;
2. plotselinge overschrijding van de grens van een gebied, m.n. onverwachte komst van een vijand: een vijandelijke -, de politie deed in dat huis een -, drong daar bij verrassing binnen (om een misdrijf te constateren); onverwacht bezoek; vandaar de zoete —, huis of plaats voor ieder open, waar men te allen tijde gastvrij onthaald wordt; ook naam voor herbergen, koek-, wafelkramen enz.;
3. wat iemand invalt, hem (plotseling) voor de geest komt, opkomende gedachte, denkbeeld: dat is een goede —; een gelukkige, aardige, zotte —; opwelling van de geest: geestige, snaakse invallen; 4. het invallen bij het spelen of zingen;
5. het invallen: de — van de dooi.