bn. en bw. (-er, -st of meest -),
1. (van personen) aangenaam in de omgang, anderen niet ergerend door onbescheidenheid of ongemanierdheid: hij is een heel man; het zijn geschikte lui;
2. voor iets passend, voor iets bekwaam of bruikbaar:hij is voor alles -; ik vind het —, ik heb er geen bezwaren tegen; bw., op een geschikte wijze: hij heeft die zaak heel geregeld.